home

filmarchief

vido?

archief

email

twitter

Vido Liber

(arthouse, classics, cult, Hollywood, music)

week 1

maandag 30 december 2013

Jaaroverzicht 2013 (2): de films die in 2013 enigszins teleurstelden

1. @Me (Norbert ter Hall, 2013)
2. Het Diner (Menno Meyjes, 2013)
Tegenover sterke Nederlandse films als Borgman en Wolf en het verrassende debuut Die Welt staan helaas ook enkele zeperds van eigen bodem. @Me gaat over een driehoeksverhouding binnen kringen van het tussen Brussel en Straatsburg heen en weer reizende Europese parlement. De relatie tussen Duitser Eduard (Mark Waschke), de Spaanse Edurne (Verónica Echegui) en de Hollandse verhuizer Richard (Teun Luijkx) komt niet tot leven omdat de Hollandse jongen een raadsel blijft en niet duidelijk wordt wat de andere twee in deze rare snuiter zien. De connectie tussen de drie heeft iets te maken met hun namen (die van Eduard en Edurne beginnen allebei met edu en die van Eduard en Richard eindigen op ard), maar voor een film zijn visuele vondsten nodig om, in combinatie met het acteerwerk, aannemelijk te maken dat de drie zich zo sterk tot elkaar aangetrokken voelen. Het is wat mager als alleen het lot hun motivatie bepaalt. Bij Het Diner worden visuele middelen opgeofferd aan een voice-over. Dat is op z’n zachtst gezegd niet bepaald mijn favoriete stijlmiddel, zeker niet als de verteller heel erg nadrukkelijk en zeer frequent hele lappen tekst oplepelt. De voice-over in Het Diner onderbreekt constant de handelingen, verbrokkelt de van zichzelf al onsamenhangend getoonde dialogen en stelt de kijker geen moment in de gelegenheid tot het trekken van eigen conclusies. De babbelende stem neemt elke interpretatie voor zijn rekening. Alles wordt door hem geduid en uitgelegd.

3. Offline (Peter Monsaert, 2012)
Belgische films waarin de computer een essentieel decorstuk vormt, zijn meestal geen succes. Denk aan Ben X (Nic Balthazar, 2007) en Pulsar (Alex Stockman, 2010). Zittende mensen achter een toetsenbord leveren zelden boeiende cinema op. In Offline communiceert een ex-gedetineerde anoniem met een webcammeisje zonder dat zij weet dat hij haar vader is. Hij tikt met heel veel moeite op de letters j en a tijdens het formuleren van zijn eerste antwoord aan zijn dochter. Daarna stromen woorden en zinnen uit zijn vingers alsof hij een volleerd typist is, wat niet gebeurt omdat dat logisch is, maar omdat de film anders nog langer zou duren dan de toch al veel te lange 110 minuten. Er gebeurt in de film wel vaker iets dat goed uitkomt in het script, maar ten koste gaat van de geloofwaardigheid. Meerdere personages maken binnen een dialoog een plotselinge, ongemotiveerde ommezwaai en conflicten worden geforceerd opgerekt.

4. Night Train To Lisbon (Bille August, 2013)

Night Train To Lisbon is een boekverfilming vol mooie plaatjes van fotogeniek Lissabon en oude mensen die uitgebreid stilstaan bij dramatische gebeurtenissen uit het verleden. In deze Europudding spelen acteurs uit diverse landen mee. Helaas vertonen de jonge en oudere versies van hun personages nauwelijks gelijkenis. De Franse Mélanie Laurent wordt in oudere gedaante zonder haar moedervlekken gespeeld door de Zweedse Lena Olin. De in Mozambique geboren Marco D'Almeida heeft een ander accent dan zijn door de Britse filmveteraan Tom Courtenay gespeelde oudere versie. Omdat de meeste acteurs niet hun eigen taal spreken, is hun spel gekunsteld en stijf. De film is een combinatie van politiek en literair detectiveverhaal met flashbacks die doen denken aan de reconstructies in Opsporing Verzocht. Dat neemt niet weg dat Night Train To Lisbon al acht maanden onafgebroken te zien is in De Uitkijk in Amsterdam.

5. Toegetakeld Door De Liefde (Ari Deelder, 2013)
Films over schrijvers zijn vaak geen goed idee. Schrijvers hebben zelden een fotogeniek leven. Hun werk vindt plaats in hun hoofd. Daarbuiten bestaan enkel een typemachine, een deadline en de bodem van de whiskyfles. Het auteurschap is te passief om een film lang te blijven boeien. Films over schrijvers met een writer’s block zijn meestal een nog slechter idee. Solitair levend hangen ze vruchteloos en door alcohol verdoofd boven maagdelijk wit papier. Debuterend regisseuse Ari Deelder probeert het weinig filmische gegeven te versieren met animaties en een aaneenschakeling van in rood licht gedrenkte droomscènes die zich afspelen in minimale decors. Hoofdrolspeler Raymond Thiry wordt helaas omringd door typetjes en de humor slaat niet aan. De solide acteur en de prijswinnende soundtrack van New Cool Collective doen verwoed hun best, maar redden de film niet.

6. Pieta (Kim ki-duk, 2012)
De film waarbij in 2013 in mijn aanwezigheid de meeste bioscoopbezoekers halverwege de zaal verlieten was Pieta. Ze konden de zelfmoord, vreugdeloze zelfbevlekking, verminking, vuistslagen, het bloedvergieten, de seksuele intimidatie, dierenmishandeling, het gekrijs, getier, de incest en de lelijk harde videobeelden in donkere, krappe en smoezelige vertrekken niet meer aan. De afmattend luidruchtige en bijna amateuristisch overdreven acteerstijl gaat in de beginfase gepaard met een krampachtig uitleggerig scenario dat je niet verwacht van iemand die al 18 films heeft gemaakt. Ik heb Pieta braaf tot en met de ondertiteling afgekeken, maar was te murw gebeukt om de betere tweede helft van de film nog te kunnen waarderen.

7. The Counselor (Ridley Scott, 2013)
Het feit dat deze film alleen herinnerd zal worden vanwege Cameron Diaz’ bizarre, onderbroekvrije dans op en over de voorruit van een auto, zegt al genoeg.

8. Una Pistola En Cada Mano (Cesc Gay, 2012)

Er wordt uitvoerig gekletst in Una Pistola En Cada Mano. De mannelijke Spaanse veertigplussers praten met berustende kalmte over de crises waar ze mee kampen zo halverwege hun aardse bestaan. Dialogen voeren de boventoon en dat maakt de film tot een hoorspel met een mager plot. Het verloop van meerdere episodes biedt net zo weinig verrassingen als een weersvoorspelling in de Sahara.

9. The Look Of Love (Michael Winterbottom, 2013)
De Brits komiek Steve Coogan is vaak redelijk op dreef in bijrollen (recentelijk in What Maisie Knew en Ruby Sparks), sterk in komische hoofdrollen (24 Hour Party People) en vaak het leukst als hij variaties op zichzelf speelt (A Cock And Bull Story, The Trip). In de rol van Paul Raymond (1925-2008) komt hij veel minder uit de verf. Weet hij zich geen raad met de serieuzere toon van de film of volgt het script te krampachtig de ware geschiedenis van deze controversiële entrepreneur, pornograaf en miljonair? Steve Coogan was dit jaar het leukst op vertrouwd terrein: de speelfilm Alan Partridge: Alpha Papa.

10. Disconnect (Henry Alex Rubin, 2012)
In Disconnect verrichten de hoofdpersonages onnodig domme handelingen die uitmonden in een pathetische, in tergend langzame slow motion afgespeelde climax. De acteurs lijken rechtstreeks uit een reclamespot gecast. Van de enige iets minder knappe acteur is het de bedoeling dat we die bij voorbaat niet vertrouwen. Disconnect stipt waardevolle vraagstukken aan en moet daarom niet als artistiek product beoordeeld worden, maar als een educatiefilm en als middel om mensen verstandiger met internet om te laten gaan. Een verplicht rondje langs middelbare scholen kan geen kwaad.

11. The Great Gatsby (Baz Luhrmann, 2013)
Een van de grote problemen bij 3D-films is dat ze meestal gemonteerd worden alsof het 2D-films zijn. Luhrmann heeft van The Great Gatsby een vermoeiend drukke reclamespot op speelfilmlengte gemaakt. Hij vergeet dat de toeschouwer bij elke cut zich opnieuw moet oriënteren op de nieuw ontstane dieptes in het beeld, zeker als het beeld van een extreme close-up overgaat naar een weids totaalshot. De beelden zitten volgepropt met details, maar er is nauwelijks tijd die in je op te nemen. De camera vliegt als een pijl door digitaal getekende panorama’s. In 2D zijn Luhrmanns films duizelingwekkend genoeg. In 3D zijn ze misselijkmakend.

12. The Grandmaster (Wong Kar-wai, 2013)
Misschien ligt het aan mij, maar dit is toch gewoon de chaosmontage van Michael Bay toegepast op Chinese martial arts? Of zal ik mijn mening over deze film van Wong Kar-wai (maker van mijn favoriete films Chungking Express en Fallen Angels) nog even bewaren voor de volledige versie, als die ooit zal verschijnen?


Decepties in de thuisbioscoop (in willekeurige volgorde)

1. For Love’s Sake (Miike Takashi, 2012)
Een van leukste films van Miike Takashi is de doldwaze horrormusical The Happiness Of The Katakuris uit 2001. Toen ik hoorde dat For Love’s Sake ook een musical is, keek ik met extra interesse uit naar de Blu-ray/DVD-uitgave op het Britse label Third Window Films. The Katakuris eindigt met een daverende klei-animatie, For Love’s Sake maakt een wervelende start in de vorm van een manga. Als geheel is For Love’s Sake een geflipte Japanse versie van Michael Jacksons videoclip bij de single Bad die net zo lang duurt als de finale van het Eurovisie Songfestival. De liedjes verdwijnen op de achtergrond ten gunste van vermoeiende langdurige knokpartijen door middelbare scholieren. De liefde uit de titel blijkt een mentale aandoening.

2. Zebraman 2: Attack On Zebra City (Miike Takashi, 2010)
Nog minder geslaagd dan For Love’s Sake is Takashi’s vervolg op Zebraman (2004). De innemende antiheld in de eerste film is een onhandige leraar in een zebrapak. Daar blijft in deel 2 niets meer van over, ondanks het feit dat de hoofdrol gespeeld wordt door dezelfde acteur. Hij heeft zijn bril afgedaan, een grijs kapsel gekregen, is niet langer meer een docent en ontwaakt in een toekomstig Tokio. De stad wordt bestuurd door een krankzinnige dictator die een belachelijke regel heeft bedacht waarbij tijdens sommige uren wetteloosheid mag heersen. Zijn troonsopvolger is de verveelde, zingende Zebra Queen (Riisa Naka). Zij voert meerdere liedjes uit, wat in combinatie met het futuristische decor en de computergestuurde speciale effecten deel 2 de aanblik geeft van een uit de hand gelopen videoclip met veel te veel bijrollen en figuranten.

3. American Mary (Jen & Sylvia Soska, 2012)
De regisserende eeneiige tweeling Jen en Sylvia Soska is fan van Miike Takashi, in het bijzonder van zijn moderne klassieker Audition. Helaas houden de zussen ook van de martelporno van Eli Roth aan wie ze American Mary hebben opgedragen. De tweeling gaat ambitieus te werk in een poging een obscure subcultuur te belichten. Extreme Body Modification (EBM) is geen alledaagse kost. De plastische operatieprocedures worden in eerste instantie vanaf gepaste afstand gefilmd en verraden een aangenaam gevoel voor zwarte humor. De goede bedoelingen worden overschaduwd door onhandige plotwendingen en gaandeweg verliest de kijker grip op hoofdpersonage Mary. American Mary probeert het thrillerelement te benadrukken door een zeer ernstige kijkende, anonieme detective meerdere keren op te voeren. Het cliché bij dit soort detectives is dat ze steevast aan het eind van de film te laat arriveren op het moment suprême, zonder daarmee de spanning op te voeren. Potentieel interessante thema's worden tekort gedaan door een te snel afgewerkt, onbedachtzaam script dat teveel vragen oproept.

4. Inbred (Alex Chandon, 2011)
De vraag is niet zozeer waarom ik deze film heb willen zien, maar waarom ik tot de aftiteling ben blijven kijken.

5. Living Apart Together (Charles Gormley, 1982)

Je moet wel heel erg je best doen om een hele saaie muziekfilm te maken in een levendige muziekstad als Glasgow. Regisseur Charles Gormley en muzikant, scriptschrijver en hoofdrolspeler B.A. Robertson lukte het in 1982 met Living Apart Together. Het label Park Circus noemt Robertson een post-punk musician. Helaas wordt de term postpunk hier gebruikt om een periode aan te geven en niet als omschrijving van een genre. Robertson maakt in de rol van zanger Richie namelijk louter ballads, zo slap als doorweekte boterhammen. Het kabbelende relatiedrama is alleen als voetnoot in de filmgeschiedenis interessant omdat de huidige Doctor Who Peter Capaldi er zijn speelfilmdebuut in maakt.

6. In Love With Alma Cogan (Tony Britten, 2011)
Tony Britten is eigenlijk filmcomponist. Geen wonder dat muziek overdadig aanwezig is in zijn regiedebuut. De uitgesproken soundtrack past als proloog goed bij een Hollywoodmusical, maar dat is In Love With Alma Cogan niet. De locatie is grauw en winderig North Norfolk. De film wordt door de makers nadrukkelijk aangeprezen als independent, een term die automatisch jonge honden, vernieuwing en vitaliteit belooft. Niets van dat alles. In Love With Alma Cogan is een oubollig verhaal over oude mensen en de dingen die ze liever niet voorbij zien gaan. Het stijve acteren roept herinneringen op aan Britse sitcoms uit de jaren zeventig, maar dan zonder de humor. Acteerveteraan Roger Lloyd Pack probeert overeind te blijven tussen amateuristische bijrollen die graag met hun ogen rollen. Laat je niet van de wijs brengen door de aanwezigheid van John Hurt in het begin van de trailer, want zijn deelname betreft slechts een kleine vriendendienst. Na tien minuten wist ik zeker dat verder kijken geen optie was.

7. The Telephone Book (Nelson Lyon, 1971)

The Telephone Book had de geschiedenisboeken in kunnen gaan als een cultfilm met een bijrolletje voor Andy Warhol. Warhols scènes hebben het eindresultaat niet gehaald. Wat overblijft, is een sekskomedie met artistieke pretenties en een plompe poging tot humor die nooit tot een lach leidt. De film gaat over de verveelde vrijgevochten jongedame Alice (Sarah Kennedy) die opgewonden raakt van de meest obscene beller uit Manhattan. Ze wil haar seksuele wonderland verder verkennen en gaat met hulp van het telefoonboek op zoek naar het adres van Smith. Tijdens haar zoektocht ontmoet ze onappetijtelijke perverselingen van divers pluimage. Oudere lezers van Hitweek en Aloha zullen zich er best mee vermaken. Anderen zullen moeite hebben met het heliumstemmetje van de debuterende Sarah Kennedy, de continuïteitsfouten, het excessief acteren van de mannelijke tegenspelers en de monoloog van John Smith die de helft van de filmtijd in beslag lijkt te nemen zonder dat hij zijn varkensmasker afzet. Door de bocht genomen is The Telephone Book een grindhouseversie van Theo van Goghs 06 uit 1994. De verhalen over The Telephone Book zijn interessanter dan de film zelf. Wat dat betreft is het audiocommentaar op de recente Amerikaanse uitgave zeer welkom.

8. Doomsday Book (Pil-Sung Yim & Kim Jee-Woon, 2012)
In dit Koreaanse drieluik over het einde van de wereld gaat een van de drie verhalen niet over het einde van de wereld.

9. The ABCs Of Death (26 directors, 2012)
26 regisseurs uit diverse werelddelen gaan het alfabet langs en maken 26 griezelfilmpjes over de vergankelijkheid. Zelfs de aanwezigheid van bekende filmmakers als Ti West en Ben Wheatley zijn geen garantie voor succes.

10. Juan Of The Dead (Alejandro Brugués, 2011)
Het enige bijzondere aan deze boertige en flauwe zombiefilm is dat hij uit Cuba komt.

11. Howling (Ha Yoo, 2012)
Howling is al een tijdje uit, maar lag dit jaar in de ramsj. Acteur Song Kang-Ho (onvergetelijk aandoenlijk tragikomisch als gefrustreerde detective in Memories Of Murder) mist in deze film elke nuance in de rol van nukkige detective, waarschijnlijk omdat hij gecast is vanwege zijn komische talenten in een film die het niet van de humor moet hebben. Door toedoen van meerdere afleidende ruzies en meningsverschillen tussen concurrerende collega’s in en rondom het politiebureau raakt de centrale plot teveel op de achtergrond. De onrustige montage, met beelden gefilmd vanuit te veel cameraposities, leidt dusdanig af dat het lastig is geïnteresseerd te blijven in de verwikkelingen. Ik ben gestopt met kijken toen in de ondertiteling voor de zoveelste keer verzuimd werd de geschreven Koreaanse tekens in het Nederlands te vertalen. De ondertiteling zit ook nog eens vol foutieve werkwoordvervoegingen en de vertaler kent het verschil niet tussen ‘beter als’ en ‘beter dan’. Vervelende film, slordige uitgave.

12. The Land Of Hope (Shion Sono, 2012)

The Land Of Hope speelt zich af in een fictieve Japanse plaats nabij een kerncentrale die wordt getroffen door een aardbeving en een tsunami. Op verschillende manieren wordt een poging gedaan het onzichtbare gevaar van radioactiviteit tastbaar maken, maar de film slaagt er niet in de angst voor een lekkende kerncentrale effectief weer te geven. Zoals vaker duurt een film van regisseur Shion Sono te lang. Het bejaarde echtpaar Yasuhiko en Chieko vormt het hart van de film, maar hun geschiedenis wordt te vaak onderbroken door twee andere verhaallijnen. Mijn toenemende desinteresse werd ook veroorzaakt door het onuitstaanbare acteerwerk van sommige hoofdpersonen. Het enige waar niets op is aan te merken is het levensechte decor. De aanblik van de gigantische ravage in het door de tsunami getroffen gedeelte van Japan zegt al genoeg over de impact die de ramp heeft op het dagelijkse leven. Daar kan het fictieve gedeelte van de film weinig aan toevoegen.


Zie ook: de beste films van 2013 op dvd/Blu-ray
[home] - [filmarchief] - [vido?] - [archief] - [email]