home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

ARCHIEF

plaatbesprekingen oktober 2001


31 oktober 2001

Halifax Pier Put Your Gloves On And Wave (cd op The Temporary Residence)

Set Fire To Flames Sings Reign Rebuilder (Alien8 Recordings /Fat Cat)

Klassieke muziek en popmuziek gaan vaak niet goed samen. De excessen in de symfonische rock laat ik veiligheidshalve buiten beschouwen, maar ook in de alternatieve sector wordt de plank wel eens mis geslagen. Sommige muzikanten denken dat als ze de vioolsnaren recht genoeg aanstrijken en daarbij heel ernstig kijken het eindresultaat vanzelf heel wat lijkt. Mis. Compositorisch is het vaak te armoedig om de pretenties waar te maken. Daar had Halifax Pier op hun eerste album geen last van. Net als bij Godspeed You Black Emperor! werd de eenvoud van de compositie gecompenseerd door een spanning die vaak zeer filmisch aandeed. Op het nieuwe album ligt de nadruk meer op kracht en minder op sfeer. Dat is heel jammer. De recht-toe-recht-aan vierkwartsmaat van drummer Forest Kuhn is te simpel en de zang van gitarist Charles Sommer te vlak in het veel te lange Passing. Het vrijblijvend repetitief door elkaar heen gehark met strijkstokken maakt het album rusteloos. Gitarist Nathan Salsburg is gelukkig een betere zanger. Hij neemt The Wait en Lightly Noise voor zijn rekening. Het zijn de betere momenten die doen denken aan de neo-folkies van Lullaby For The Working Class. De cd is best wel mooi, maar het gaat voor mij niet diep genoeg.

De overeenkomsten tussen Halifax Pier en Set Fire To Flames zijn het akoestische karakter van de muziek en de hoezen waarop een met bibberende hand geschoten landschapsfoto staat. Het is zeker niet enkel de kracht van het getal dat Set Fire To Flames voordeel geeft. Deze gelegenheidsformatie uit Canada bestaat uit dertien muzikanten afkomstig uit de vaste kliek rondom God Speed You Black Emperor!, A Silver Mt. Zion, Exhaust, Fly Pan Am, Hanged Up en Sackville. Vijf dagen lang sloten ze zich op in een appartement in Montreal (in een gebouw uit 1878 dat ondermeer heeft gediend als bordeel) voor een continue opnamesessie die uiteindelijk 12 uur aan ruw materiaal opleverde, 60% geïmproviseerd en 40% gecomponeerd. Op de site van het label Alien8 vertelt de band over de wijze van opnemen: We piled all of the gear into the first floor (kitchen/living room), (...) the control/mixing room was in a bedroom on the second floor (up a rickety wooden staircase). You can hear the house all over the recording (the staircase/groaning floorboards/creaking chairs/traffic and police cars outside/men coming out of the mosque downstairs) all of these sounds became an important part of the final recording. Vooral met koptelefoon op waan je jezelf in het huis en hoor je de stad in de verte voorbij razen. Track na track wandel je van kamer naar kamer. Voetstappen lopen door het trapportaal en trede voor trede naderbij terwijl een eenzame gitaar akkoorden speelt. Een oude stotterende zwerver vertelt over zijn angsten (I'm always made to suffer). De gitaren en strijkinstrumenten spelen geen melodieën, maar zorgvuldig gelaagde en lang aangehouden akkoorden. Het kleurenpallet gaat veel verder dan de opzwellende strijkers op een gemiddeld Godspeed-album. In de zesde track worden de instrumenten door een dubmachine gehaald. Deze muziek kun je bijna ruiken. Intrigerend en wonderschoon.


30 oktober 2001

Timesbold Woe Be Gone ... (mini-CD op Zealrecords)

Het schijnt dat ik Timesbold live gezien heb tijdens het Amstel Festival op 17 maart 2001. Greg Weeks (net als Timesbold afgelopen weekend te zien op Crossing Border), Windsor For The Derby en Migala kan ik me nog wel herinneren en aangezien ik op tijd aanwezig was moet ik Jason Merritt (artiestennaam Whip) en producer Max Lichtenstein toch echt in levende lijve hebben gezien. Bij Gin I Win, het eerste nummer op hun nieuwe EP Woe Be Gone..., gaat er een vaag lichtje branden. De tekst in het refrein (You can't tell it like it is/If you can't tell it like it is/Without asking) heb ik eerder gehoord en blijkbaar onthouden. Normaal gesproken wordt ik een beetje moe van singersongwriters die precies hetzelfde willen klinken als Will Oldham. Diezelfde hoge, onzeker bibberende, overschietende, licht nasale stem, dezelfde folky sferen. Laat dat nu maar aan de meester over en verzin zelf eens iets origineels. Gelukkig komt het sinds 1999 vanuit Brooklyn opererende Timesbold een heel eind in de goede richting dankzij het gebruik van een uitgebreid instrumentarium waaronder mandoline, cello, harmonium, draailier en mellotron. De mellotron is het duidelijkst te horen in Lorili , de draailier tilt This Field Needs A Reaper naar een hoger plan en de zingende zaag, klokkenspel en onweer in de verte zorgen voor spookachtige effecten in I Hear You Hear. Timesbold weet zo vol weemoed de landelijke sfeer raak te treffen.

Officiële site van Timesbold: www.timesbold.net/


29 oktober 2001
Single van de week

Melys Chinese Whispers (CDS op Sylem/Transformed Dreams)

Tijdens Noorderslag bracht BBC DJ John Peel het Amsterdamse Seedling in contact met Melys uit Betws-Y-Coed te Wales. Die ontmoeting bezorgde Seedling niet alleen binnen een jaar twee live-sessies voor de John Peel show, maar ook een split 7" single samen met Melys (I Don't Believe in You/Cool Baby, My Hips Go Woo). Vanaf 5 november plukt Melys verder de vruchten van de samenwerking met Transformed Dreams in de vorm van de cd-single Chinese Whispers. Toetsen spelen een belangrijke rol in dit prettig zoete liedje. In het couplet klinken elektronische varianten op een spinet, een vibrafoon en een piano. Pas in het refrein voegen stevige gitaarakkoorden zich aan de muziek toe. Andrea Parker (niet te verwarren met de DJ/producer op het label Mo'Wax) zingt voorzichtig, met een lichte trilling in haar stem, over de onmogelijkheid haar privacy te behouden in het toch al zo ingewikkelde (liefdes)leven. Everything I do seems to make the news, zingt ze in een van de meest aanstekelijke refreintjes die ik dit jaar gehoord heb. Om heel erg blij van te worden. Watercolour en het in het Welsh gezongen Gwertheawr zijn rustige nummers waarin de geest van 4AD waart.

Officiële site van Melys: www.melys.co.uk.

Seedling speelt trouwens 1 november live bij John Peel tijdens een festival in Birmingham. Check het programma als je wilt weten wat er nog meer te beleven valt tijdens dat festival. Je kunt meeluisteren via de live-streams.


26 oktober 2001

Encre Encre (ClappingMusic)

Encre is Yann Tambour uit Parijs. Na het verrassende optreden met zijn gelegenheidsband in Paradiso 28 september jongstleden beloofde hij me een exemplaar van zijn cd op te sturen. Hij waarschuwde me dat die plaat totaal anders en veel meer elektronisch is dan het live-optreden. Gisteren lag het pakketje op de deurmat. Ik had mijn jas nog niet uit of de klanken warmden mijn kamer al op. Wat een prachtalbum. Het straalt 33 minuten een desolate herfstsfeer uit. Tambour fluistert zijn Franse teksten terwijl om hem heen samples onzeker in snippers door, uit en tussen de speakers glippen. Merendeels orkestrale fragmenten, zodanig geproduceerd dat het lijkt alsof er een echt orkest op de plaat te horen is. In Une Nuit A Ciel Ouvert stapelen langgerekte violen zich repetitief op elkaar. Brushes raken de drumvellen steeds feller zonder de samples te overstemmen. Air heeft drums die gelijken op de ritmes op Talk Talk's albums Spirit Of Eden en Laughing Stock. Diep klinkende akoestische gitaren worden voorzichtig beroerd. De fragmentarische geluiden zorgen voor een spannende onrust. Het klinkt als een plaat die Tricky had kunnen maken als die niet constant in de wietlucht had rondgehangen.

Check voor teksten, foto's en discografie de de officiële site van Encre.


24 oktober 2001

Godflesh Hymns (Music For Nations)

Pas vanmiddag kwam ik er achter dat Ted Parsons de huidige drummer is van Godflesh. De brute trommelaar zat eerder in ondermeer Swans, de band van Jim 'Foetus' Thirwell en Prong, enkele van de goden in de zware sector. Godflesh bracht in 1989 het legendarische album Streetcleaner uit. Daarop geen drums, maar wel de machinale ritmes van de Alesis drumcomputer. Niet lang daarna, tijdens een editie van Tegentonen, speelde Godflesh in Paradiso waar gitarist/brulboei Justin Broadrick en bassist GC Green terzijde werden gestaan door een extra gitarist (uit de band Main). Drie Marshalltorens stonden als grafstenen in de mist. Het concert was luid en hypnotiserend. Al leunend tegen het geluid geraakte je steeds meer in een weldadige roes. You breed, like rats en Bleed dry mankind gromde Broadrick in respectievelijk Like Rats en Christbait Rising. Zijn donkere thematiek is in de daaropvolgende jaren niet veranderd, zijn muziek des te meer. Niet in het minst na zijn ontmoeting met Kevin Martin met wie hij Techno Animal vormt. Het Godflesh-album Love And Hate heeft een dubversie waar alle rouwranden zijn weggevijld en de dance-invloeden deden meer en meer hun intrede. De muziek kreeg er minder kracht door en even leek het erop dat een nieuwe van Godflesh niet meer leidde tot een automatische aanschaf. Het nieuwe album is echter van oude klasse. Een plaat vol venijn. De swingende ritmetandem van Green en Parsons wordt gevolgd door de stalen, dissonante riffs van Broadrick. De titels zeggen genoeg over het negatieve wereldbeeld van de band: Voidhead, Tyrant, Animals, Vampires en Antihuman. De plaat heeft de logge groove van Prong en Broadrick wisselt zijn schreeuw soms af met zang die doet denken aan de zangmomenten bij Fear Factory. Slechts in de laatste paar nummers haalt elektronica de vaart er een beetje uit. Het verborgen bonusnummer is een (slik) ballad.

Godflesh speelt volgende maand in Nederland: 13 november 013 Tilburg, 14 november Melkweg Amsterdam, 15 november Metropool Hengelo.


23 oktober 2001

Teiji Furuhashi/Toru Yamanaka Teiji Furuhashi/Dumb Type 1985-1994 [re-mastered] (Foil Records)

Vorig jaar kocht ik een cd van Dumb Type in de veronderstelling dat het een artiestennaam betrof van de Japanse elektronische muzikant Ryoji Ikeda. Het album Memorandum (CCI Recordings) klonk echter behoorlijk theatraal en heel anders dan zijn even zware als intrigerende avant-garde platen die rond dezelfde periode verschenen. Dumb Type is dan ook meer dan Ikeda, het is een kunstenaarscollectief dat onder die naam actief is sinds 1984. De uitvalsbasis is Kyoto waar Teiji Furuhashi, Toru Koyamada, Yukihiro Hozumi, Shiro Takatani, Takayuki Fujimoto en Hiromasa Tomari elkaar ontmoetten op de kunstacademie. Ze bundelden hun diverse kunstdisciplines samen voor het maken van tentoonstellingen, performances, audiovisuele installaties en publicaties. De inhoud van hun werk is politiek geladen, iets dat in Japan niet door het grote publiek gewaardeerd wordt, zeker als het een Japans taboe-onderwerp betreft als AIDS zoals in de voorstelling S/N. Dumb Type kent internationale waardering, zo maakt hun installatie Lovers (Dying Pictures, Loving Pictures) uit 1994 permanent deel uit van de collectie van The Museum of Modern Art in New York

Teiji Furuhashi overleed in 1995 aan AIDS. De postume compilatie Teiji Furuhashi/Dumb Type 1985-1994 uit 1997 is in een geremasterde versie opnieuw uitgebracht door Foil Records. De plaat begint met de minimalistische synthetische pulsen die we gewend zijn van hedendaagse Japanse avant-gardisten. Toch stamt An Encyclopedia For Landscape Manias al uit 1985. Het collectief was zijn tijd ver vooruit. De overige nummers zijn voller en beeldender. De onrust van het dagelijkse stadsleven wordt verklankt door krankzinnige orgeltjes, flarden van vervormde stemmen, elektronische klokken, een bliksemende Polaroidcamera en bewerkte orkestklanken verwaaiend richting einder. En dan heb ik het alleen nog maar over het nummer Station/Station. In Paradiso klinkt de grote stad als in een nare droom. Een lang aangehouden akkoord van drie noten op toetsen worden aangevuld met langzaam aanzwellende knipperlichtnoten en een synthesizerkoor. In de verte wordt de Minotaurus wakker in het doolhof. Een luchtalarm en huilende sirenes waarschuwen ons voor het naderende onheil. In Cabling Sitizens (sic) proberen stemmen met elkaar te communiceren. Ze blijven onbereikbaar onder het ritme van een ingesprektoon. Het is een van de vele momenten van poëtische somberheid die overheerst op deze plaat.


22 oktober 2001

Mark Robinson Canada's Green Highways (cd op Teenbeat /lp op Darla)

In Amerika zijn ze niet vies van indiepop/rock met een vleugje elektronica getuige platen van bijvoorbeeld Le Tigre of Mocket. Mark Robinson doet het wat rustiger aan dan genoemde voorbeelden. Hij is al jarenlang zwaar beïnvloed door de Britse indie uit de jaren tachtig. Zijn obsessie voor de marginale Engelse zangeres Cath Carroll ging zelfs zover dat hij niet alleen een liedje aan haar wijdde, maar ook haar portret pontificaal op de voorkant van het album Perfect Teeth (4AD, 1993) van zijn band Unrest zette. Carroll kwam overigens naar Amerika en trouwde met Santiago Durango, de tweede gitarist van Steve Albini's Big Black, maar dat is een heel ander verhaal. Naast Unrest (in gewijzigde bezetting voortgezet als Air Miami) dook Robinson ondermeer op in het loungepop trio Grenadine (samen met zangeres Jenny Toomey van Tsunami en Liquorice) en hij is de oprichter van het label Teenbeat (gestart in 1985). Canada's Green Highways is zijn tweede solo-album.

In plaats van de gitaar gebruikt hij op de meeste tracks de bas om akkoorden op te spelen. De baspartijen zitten merendeels vooraan in de mix. Robinson is niet iemand die zijn licht nasale stem graag verheft. De opnamen zijn kaal met veel breaks en stiltes, waardoor de liedjes dynamisch klinken. Wanneer alleen de bas en zang gebruikt worden doet de muziek denken aan de lieflijke minimalistische huiskamerliedjes van de op bescheiden wijze zeer invloedrijke Young Marble Giants (luister maar eens naar hun klassieker Colossal Youth uit 1980). Op andere momenten worden de liedjes op gang gehouden door een ritmebox en aangevuld met goedkoop analoog toetsenwerk. In Sylvain Coté schrikt Robinson er niet voor terug een platte housebeat te gebruiken. Alle liedjes zijn hoorbaar thuis opgenomen. Het verhoogt het intieme karakter van de plaat. Robinson deed het niet helemaal in zijn eentje want Trevor Kampmann (hollAnd) verzorgde de productie en Juliet Swango (The Rondelles) zingt mee in 100% Guaranteed. De ernstige onderwerpen klinken bij Robinson vrij lichtvoetig. "All good things must end/Please stop here".

interview met Mark Robinson

onofficiële Unrest-site (voor het laatst bijgewerkt in juni)


20 oktober 2001
Album van de week

Diversen Do You Think That I'll Be Different When You're Through? (3LP+CD-ROM op Hausmusik)

Het startsein voor het label Hausmusik wordt in de zomer van 1990 gegeven als het Fred Stocker Quartett een viersporenrecorder aanschaft. Plaats van handeling: Wechslerhof in de Duitse stad Landsberg. Geruggensteund door leden van Notwist maakt drijvende kracht Wolfgang Petters in februari 1991 de eerste opnamen voor de compilatie Hausmusik waarop ook bijdragen staan van Village Of Savoonga en Fred Is Dead. Dankzij creatief knippen en plakken door vrienden, bekenden en familie ligt de plaat met handgemaakte hoes op 14 september 1991 in de betere platenzaak. Tien jaar later, luisterend naar het nummer Jacques Tati, verbaast het me hoe beroerd het Fred Stocker Quartett klinkt. Een paar gitaristen neuzelen jazzy op hun snaren terwijl een drummer de slapste shuffle speelt die ik ooit gehoord heb. Een goed bewijs dat een bijzonder en inspirerend label niet perse uit goede muziek hoeft voort te spruiten. Goede ideeën, een open vizier op muziek en een gezonde samenwerking kunnen voldoende zijn.

Het verhaal van Hausmusik wordt beschreven in het boekje dat naast de 3 LP's en een CD-ROM te vinden is in de jubileumbox. Daar wordt bewust de geschiedenis van de voor Hausmusik belangrijke en bevriende labels Kollaps en Payola niet in vermeld. Zij mogen hun verhaal binnenkort zelf vertellen. De samenwerking is wel zo hecht dat groepen als Console en Tied + Tickled Trio ook bijdragen leveren op de nieuwe compilatie. Sommige acts brengen de laatste jaren hun platen uit bij Morr Music, het label van voormalige Hausmusik-medewerker Thomas Morr. Do You Think... biedt geen totaaloverzicht, vandaar dat je geen spoor vindt van de lo-fi-soundtracks van Village Of Savoonga of de spannende pop van Ogonjok. De verzamelaar opent zelfs niet eens met een Duitse band, maar met Calexico. De reden van hun bijdrage is simpel. Na een optreden van Giant Sand in januari 1996 krijgt Hausmusik een cassette in handen van het Giant Sand-hobbyproject Spoke. Als ze het album uitbrengen heeft Spoke net de naam veranderd in Calexico. Ook Palace Brothers en Smog brengen een single uit via Hausmusik. Van hen geen bijdragen op de compilatie. Wel van de Amerikaanse zangeres Barbara Manning en de Nieuwzeelandse band Cakekitchen (met een mij iets te zeurderig vioolliedje).

Hausmusik is een avontuurlijk label. De eerste uitgaven bevatten eenvoudig opgenomen alternatieve rock met knipogen naar de jazz en filmmuziek. Later komen daar elektronica en dwarse pop bij, ondermeer te horen op een serie 7" singles onder de naam Reienhausmusik waar met name de bijdragen van Lali Puna (vorsicht: diese Platte macht glücklick, waarschuwt het label over hun binnenkort te verwachten tweede album), Iso 68 en Ms John Soda positief opvallen. Net als bij Notwist gaan het traditionele popliedje, het standaard rockinstrumentarium en moderniteit (vertegenwoordigd door computers en samplers) regelmatig hand in hand. Engels is merendeels de voertaal, het Duitse accent zwaar, maar helemaal niet irritant. De track van Micha Acher is een typisch voorbeeld van de Hausmusik-sound: kille breakbeats worden opgewarmd door banjo, jazzy blazers en een saxsolo.

Slechts enkele bands zijn niet zo de moeite waard, zoals de aftandse noiserock van Ghost Club en de saaie elektronische percussie van Loopspool. Het is slechts een kleine smet op de verder zorgvuldig samengestelde box. Liefhebbers van spannende elektronische muziek kunnen hun hart ophalen bij Blond, B. Fleischmann (zowel solo als samen met de postrockers van Couch), Thomas Leboeg en de electro van Hometrainer. De afwijkende bijdragen zijn van Pelzig (een Duitse variant op de emorock) en Queen Of Japan (Japanse latin?). Op de CD-ROM staan naast vier computergestuurde bonusnummers diverse filmpjes, animaties, geluiden voortbrengende illustraties en lappen tekst. Hausmusik is vorig jaar verhuist van Landsberg naar München. Hopelijk komt daar nog veel meer moois vandaan en inspireert Hausmusik in Nederland, naast initiatieven als Muze en Zabel, nog meer mensen om labels voor avontuurlijke popmuziek te starten.


16 oktober 2001

Hilmar Örn Hilmarsson & Sigur Rós Angels Of The Universe (Fat Cat)

Piano Magic Son De Mar (4AD)

Nooit gedacht dat het normaal gesproken zo verrassende, experimentele label Fat Cat ooit new age muzak zou uitbrengen. Het is dan toch gebeurd en wel met de muziek die componist Hilmar Örn Hilmarsson heeft verzonnen bij de IJslandse film Angels Of The Universe van Fridrik Thor Fridriksson. Het lijzige strijkorkest en de aalgladde gitaar zullen moeite hebben liften omhoog te krijgen. Ze doen niet denken aan gletsjers of geisers, eerder aan het repertoire van mijn grote helden Richard Clayderman en Francis Goya. De twee afsluitende, engelachtig zwevende nummers van Sigur Rós zijn wel de moeite waard, maar geen reden om deze cd aan te schaffen. Als je toch een soundtrack in huis wilt hebben, raad ik je Son De Mar aan, de eerste plaat voor het label 4AD van Piano Magic. De gelijknamige film van de in Spanje zeer gewaardeerde regisseur Bigas Luna zie ik nog niet zo snel in onze bioscopen, maar de beeldende klanken van de Britten maken wel nieuwsgierig. Kenners van Piano Magic herkennen de melancholieke ambient in de laatste tracks van hun eerdere album Bliss Out Volume 13 (op Darla), de rest is nieuw werk. Elektronisch rinkelende bellen, tikkende klokken en het ruizen van de zee zorgen voor een aanhoudende onderhuidse spanning. Dat 4AD interesse heeft in Piano Magic is te begrijpen, de harpen en cello bevinden zich in dezelfde regionen als Dead Can Dance.


14 oktober 2001

Diversen Iamaphotographer (2LP op Plain Recordings)

Iamaphotographer is een eerbetoon aan de film Blow-Up (1966) van Antonioni. Na de dreigende feedback van Dean Roberts geven Matmos (nu op tournee met Björk), Mushroom en Birdsong's Air Force op kant A hun eigen draai aan het beeld van swinging London. Op de overige plaatkanten verbeelden vooral de solisten de eenzaamheid van hoofdpersoon Thomas, de fotograaf. Naast de ruisende opnamen van gitarist Loren MazzaCane Connors, de verre drones van multi-instrumentalist Amy Denio (ex-Tone Dogs) en de minimalistische feedback van geluidskunstenaar Dawson Prater (oprichter van het label Ampersand) vallen vooral de jazzmuzikanten op: de fel schurende strijkimprovisatie op contrabas van William Parker en de rudimentaire zang en sax van Arthur Doyle.


13 oktober 2001

Mummy The Peepshow Kick Off!/Honey & Sandwich (7" op Tear It Up Record)

Japan, het land van de belachelijke bandnamen. Teveel om op te noemen. Nou vooruit dan, een paar voorbeelden: Violent Onsen Geisha, The Gerogerigegege, Bunjee Jump Festival, Thee Michelle Gun Elephant. En wat dacht je van Mummy The Peepshow, een meidenkwartet uit Osaka bestaand uit Maki ('favorite: beer'), Akki ('Need a bicycle!'), IxDxMxUx ('angel smile and angel voice') en Naru ('Horoscope: Capricorn'). Ze hadden bijna begin dit jaar in Amsterdam gespeeld, maar de directeur van de Winston gooide roet in het eten en gebruikte de nieuwe Artiestenregeling als excuus om eindelijk van de door hem verfoeide bandjesavonden af te komen. Goes, Tilburg, Heythuyzen en Terneuzen hadden meer geluk (Amsterdam voelt op zo'n moment aan als een onderontwikkeld gebied) en in Eindhoven werd een speciale toursingle geperst die pas afgelopen week bij de lokale platenboer in de schappen was te vinden. Beter veel te laat dan helemaal nooit. Kick Off! is het ideale punkpopliedje om je dag zonnig mee te starten. De meiden rammen rudimentair op gitaren, zingen op kinderlijke wijze, spelen een lullig iele gitaarsolo en hebben ondertussen een ontzettende hoop lol. Ik heb geen idee waar B-kantje Honey & Sandwich over gaat, maar het klinkt zoet en verteerbaar, als een Japanse versie van onze eigen Lulabelles en Riplets. Vrijgevochten, speels en met veel overtuiging.


11 oktober 2001

King Me 21 (een track op een binnenkort te verschijnen split-10")

2001 is een goed jaar voor de Nederlandse popmuziek met sterke platen van ondermeer Seedling, Dress, El Camino en Coparck. Volgende week komt het zeer geslaagde studioalbum Les Aumonts van Zoppo uit. Hun gitarist Arjan Tuin doet ook mee met speciale opnamesessies van King Me. Deze groep dook in augustus en september de studio Next To Jaap in om een nieuwe versie op te nemen van het nummer 21 (in ruwe vorm te vinden op de site van Living Room Records). Producer Corno Zwetsloot (gitarist van Seesaw, rechts op de foto) maakte een bijzonder arrangement. Het nummer bevat ook een gastbijdrage van Seesaw-drumster Ineke Duijvenvoorde op percussie.

De nieuwe weg die ingeslagen is levert een verbluffend mooi resultaat op. Een mysterieuze, gruizige tapeloop drukt een zware stempel op het totaalgeluid en is de sfeerbepalende basis van het nummer. In kalm tempo voegen willekeurige pianoklanken, gitaar, ritmebox en orgel zich aan het ritme toe. De zang van Michael Milo (links op de foto) in de coupletten is zeer ingehouden. Het duurt even voordat Janneke Milo haar tweede stem toevoegt. De dromerige droefheid culmineert in het slotrefrein en de lang uitgerekte woorden So Long. Daarna klinkt een sequencer-loopje, een elektronische tint die je tot nu toe nooit zou hebben verwacht bij King Me. Je realiseert na afloop dat 21 ver boven de zes minuten uit klokt, iets dat je tijdens beluistering totaal niet door hebt.

Dit smaakt naar meer en gelukkig komt er meer. Binnenkort gaat King Me in deze speciale bezetting weer de studio in om nog twee nummers op te nemen. Het is de bedoeling de opnamen begin volgend jaar op een split 10" te zetten samen met December Boys, de oude band van Corno Zwetsloot. Ondertussen werkt King Me aan het derde album, komt er een nummer op de Amerikaanse compilatie The Eye Of The Beholder en leveren ze een bijdrage aan de cd 1,2,3,4 .... A Lo-Fi Tribute To The Ramones. Houd ze in de gaten.


10 oktober 2001

Ilpo Väisänen Liima (10" op Kangaroo/Raster-Noton)

Finnen zijn vaag. Op de zwarte hoes staat niets en het label van de 10" maakt niet goed duidelijk of Liima de titel is of dat het een alias betreft van meneer Väisänen. Gelukkig biedt internet uitkomst en lezen we dat de Pan Sonic-man de 10" uitbrengt op zijn eigen label Kangaroo (in samenwerking met het Duitse Raster-Noton). In Version I van het nummer Liima wisselen twee laag zoemende basnoten elkaar af. Ondertussen zorgt een grote hoeveelheid echo ervoor dat de hoge Roland-snaredrums over elkaar heen buitelen. Het geeft de kale dancebeat een prettige swing. Net als je helemaal bent meegesleept door de groove breekt een witte stoorzenderruis de puls plotsklaps af. Version II heeft twee bassen als basis: zowel een scherp voorbijrazende bas als daaronder een bijna onhoorbaar subsonisch basloopje. Door creatief gebruik van de aan het mengpaneel vastgekoppelde effectenmachine wordt het minimalisme gemaximaliseerd. Onze aandacht wordt aan het eind van Version II beloond met een venijnig snerpende sinusfeedback. Au!

Version III en Version IV heb ik nog niet gesignaleerd bij de lokale platenboer, maar ook van die 10" zullen niet meer dan 1000 worden geperst.


9 oktober 2001

Osaka Life For Dead Spaces (Roisin Recordings)

In tegenstelling tot wat de bandnaam doet vermoeden is het duo Osaka niet Japans. Sébastien en Yannik komen uit het Franse Brest en namen daar hun instrumentale miniaturen op in huiselijke sfeer op een draagbare viersporen'studio'. Het enige Oosterse aan hun muziek is de Chinese stemsample in Between C And D. Elk nummer is een duet tussen gitaar (zelden vol aangeslagen, meestal snaar voor snaar) en synthesizer begeleid door een goedkope ritmebox en een enkele stem geplukt uit een speelfilm. De intieme slaapkamerambient wordt slechts eenmaal aangevuld met gastvocalen van de Britse Gayle Brogan (Electroscope).

Osaka Twisted Emirates Vol. One (12" op Active Suspension)

De remixen op de 12" Twisted Emirates blijven lieflijk en klein, in de geest van de originelen op het bovengenoemde album Life For Dead Spaces. State River Widening bewerkt Kalispera Variation tot repetitieve postrock in langzaam op- en afbouwende lagen bestaand uit warm pulserende synthesizersakkoorden, zacht tikkende computerdrums, elektronische piano en Steve Reich-vibrafoons. Het kabbelt heerlijk ongedwongen voort. Osaka wordt in The Ecoline Van door O. Lamm bedekt onder een dikke laag elektrostatische stof. Het knettert en kraakt scherp mee met een onregelmatig afgestelde drumcomputer op het randje van (on)dansbaar. Om te voorkomen dat het een al te serieuze boel wordt duikt er een Annie Hall-sample op waarin Woody Allen en Diane Keaton kibbelen over een spin. Op kant B keert de rust weerom. In Geodesic Dome verzorgt The Big Knife de meest dansbare remix met een opvallend zoet fluitend melodietje, een beetje in de voortkabbelende stijl van oude Ultramarine. Portal sluit af met zwevende gitaartapijten in Mobsters And Racketeers.


8 oktober 2001

Capitol K City/Soundwaves (10" op XL Recordings)

Als Aphex Twin een rockband was begonnen zou die geklonken kunnen hebben als Capitol K. Elektronica staat fier op de voorgrond in de muziek die de in Malta geboren en in Borneo opgegroeide Kristian Craig Robinson maakt in zijn Island Row studio te Londen. Van zichzelf al onrustige breakbeats en stoer gierende gitaren worden drastisch verknipt met hulp van de computer. Er is in elk nummer altijd wel een instrument dat zich niets aantrekt van de gekte, zoals de piano in City. Het nummer eindigt achterstevoren afgedraaid. Die truc wordt ook toegepast op kant B, in het onheilspellende Soundwaves, een balladvariant op City. De dromerige mannenzang doet denken aan de electrowave uit de jaren tachtig. Doe ik iemand een plezier als ik ter referentie de naam Fetus Productions laat vallen? Bij deze.


6 oktober 2001

Tingis To Hear Is Like Making Holes (Hausmusik)

De in 1952 te Tanger geboren Tingis studeerde klassiek piano en ging na in enkele Duitse noisebands gespeeld te hebben als solist verder. Het in de zomer van 1999 te Italië opgenomen en een jaar later gemixte album bevat abstracte elektronische soundscapes als het uitzicht op een nachtelijk industrieterrein vol bedrijvige machines. De mens zit klem tussen het staal en het beton. Soms hoor je enkele verloren stemmen boven het lawaai uit, achterstevoren gedraaid, onverstaanbaar verknipt of niet te ontcijferen woorden spuiend door een telefoon. Het maakt To Hear Is Like Making Holes tot een naargeestige plaat.

In de loop van de komende week zal ik mijn licht schijnen op Do You Think That I´ll Be Different When You´re Through?, de nieuwe verzamelbox van het tien jaar jonge label Hausmusik waarop Tingis is vertegenwoordigd met het nummer Tingli.


5 oktober 2001

Tujiko Noriko Shojo Toshi (Mego)

Nooit gedacht dat Mego salonfähig zou worden totdat Fennesz met zijn album Endless Summer deze zomer in de Moordlijst belandde. Mego is een van de belangrijkste vertegenwoordigers (misschien moet ik wel zeggen: medeaanstichters) van de glitch, beter bekend als clicks & cuts, of het in Staalplaatkringen gebezigde microwave, allemaal termen voor geluiden waarbij we machines kunnen horen brommen, kraken, sissen en piepen. Geen muziek om te draaien tijdens een verjaardagsfeestje. Op sommige platen van Mego staan geluiden die heel zacht lijken, maar waar je achteraf toch piepende oren van krijgt, of geluiden die je niet eens kunt horen terwijl gek genoeg je VU-meters wel uitslaan.

Niets van dat alles bij het album Shojo Toshi van de in Tokio woonachtige Tujiko Noriko. Volgens haar korte bio was ze als zangeres actief aan het eind van de jaren zeventig. Pas sinds het aanschaffen van een synthesizer in 1999 en haar eerste album een jaar later is ze als soliste actief. Noriko is, voorzover ik kan overzien, de meest toegankelijke act op Mego. Haar liedjes zijn speels als de muziek van Solex, maar ook vergelijkbaar met de avant-garde van landgenoten After Diner. De mooie klanken zijn moeilijk te rijmen met de hoesportretten van Tujiko waarop ze, gekleed in te klein T-shirt, kleurige onderbroek, losse lange jas met nepbontkraag en een rode valhelm, op een skateboard balanceert. Zo lijkt ze een losbandige tiener terwijl de muziek serieus, volwassen en diepgaand is. Afwisselend in het Japans en Engelstalig maakt ze geslaagde elektronische miniatuurtjes met een sterk melancholische inslag. "You're so beautiful, looking back to me," zingt ze aandoenlijk triest in White Film. Een klassieke sample duikt op in track 5, een pianoliedje met een op deze plek niet te reproduceren Japanse titel. Bebe is een uitzondering op het album, het is niet alleen het langste nummer, maar met zijn onrustig tussen je beide speakers weerkaatsende machinedrums ook een heftige uitschieter.

In december is Tujiko Noriko in Europa. Ik houd je op de hoogte over de poging haar naar Nederland te krijgen.


3 oktober 2001

Tara Jane O'Neil In The Sun Lines (Quarterstick)

Tara Jane O'Neil zag ik voor het eerst tijdens een voorstelling in de Melkweg Cinema van Half-Cocked, de structureel onderbelichte lo-fi roadmovie uit 1994 van Suki Hawley. Tara dwaalt daarin doelloos door de straten van Louisville, Kentucky. Haar lichaamstaal straalt verveling uit. Haar broer zit in een bandje en gedraagt zich als een rockster. Hij wordt hilarisch neergezet door Ian Svenonious, in die tijd zanger van Nation Of Ulysses en nu frontman van The Make-Up. Voor de toegiften heeft hij een speciale trampoline-act bedacht. Het enige probleem: het publiek vraagt nooit om een toegift. Samen met Jason Noble en Jeff Mueller (samen met Tara ooit in de band Rodan, nu beiden in June of 44) steelt Tara het bestelbusje van haar broer en gaan ze er met de backline vandoor. Om tijdens hun zwerftocht langs provincieplaatsjes aan de kost te komen, treden de onervaren muzikanten op onder de naam Truckstop en komen ze in contact met bandjes als Freakwater, The Grifters, Crain and Ruby Falls. Klinkt dat als een cult-film? Reken maar, Half-Cocked is nog steeds verplichte kost voor elke liefhebber van de Amerikaanse undergroundscene zoals die er rondom Louisville uitzag rond de helft van de jaren negentig.

Tara Jane O'Neil raakte ik vervolgens uit het oog omdat ik zo onverstandig was geen platen te kopen van haar bandjes The Sonora Pine, Retsin en Rodan. Na het horen van haar debuut-LP Peregrine (2000) ben ik die schade aan het inhalen, voorzover mogelijk. De wereld van O'Neil is nog steeds geen vrolijke op haar tweede album In The Sun Lines. De gitaren, violen, cello's, accordeon, piano en melodica vormen een weifelende eenheid waarover Tara moeilijk verstaanbaar en onvast zingt over intieme gevoelszaken. Af en toe komt er een herkenbaar woord aan de oppervlakte en merk je dat O'Neil, in tegenstelling tot wat de titel van haar album doet vermoeden, liever in de schaduw vertoeft. Onder de begeleiders vinden we Dan Littleton en Ida Pearle, beiden ook te vinden in Ida en k., twee groepen waarin O'Neil regelmatig is te vinden. Drums spelen nauwelijks een rol. Het ritme wordt merendeels bepaald door het tokkelen op gitaren. In Sweet Bargaining geeft drummer Ray Rizzo de rootsy indierock een ritme dat naar latin neigt. De liedjes en de intermezzo's hebben geen heldere lijn, akkoorden kabbelen in een onveranderende toonsoort zoekend naar de kustlijn. Het is melancholieke folk uit de grote stad met het losse gevoel van de jazz. Verwacht geen onvergetelijke melodieën, maar wel des te meer sfeer met name in het lange, broeierige This Morning.

In November tourt Tara Jane O'Neil door Europa. Nu maar hopen dat ze ook naar Nederland komt. De soundtrack van Half-Cocked is overigens in 1995 uitgegeven door Matador en bevat naast de genoemde bands bijdragen van o.a. Unwound, Slant 6, Versus, Polvo, Kicking Giant, Helium, Two $ Guitar en Smog.


2 oktober 2001

Pelt Ayahuasca (2CD op vhf)

Tweemaal word ik onverwachts uit mijn 134 minuten durende trance gehaald. Beide momenten zijn op het tweede schijfje van het uit twee cd's bestaande album Ayahuasca van de Amerikaanse groep Pelt. De eerste keer dat ik bijna ontwaak uit mijn sluimer is precies op 17 minuten en 9 seconden in het nummer The Dream Of Leaping Sharks als er iemand in het publiek, aanwezig tijdens de opnamesessie, een spontane niesbui krijgt. In de slotseconden van A Raga Called John, Part II wordt een serene improvisatie bruusk onderbroken door een van de muzikanten. Close that fucking door, man!, schreeuwt hij. The Cats!. Verder is het aangenaam wegdommelen bij de Drone-improvisaties van de Amerikanen Jack Rose, Mike Ganloff en Patrick Best. In lang uitgesponnen nummers putten ze afwisselend uit de Appalachian-tradities en Indiase raga's aangevuld met de gitaartechnieken van wijlen John Fahey (aan wie het album is opgedragen), gebruik makend van ondermeer traditionele instrumenten als de draailier, concertina en Tibetaanse schalen.
1 oktober 2001

Techno Animal The Brotherhood Of The Bomb (Matador)

De Britse zware jongens Justin Broadrick en Kevin Martin zijn sinds 1990 actief onder de naam Techno Animal. Daarvoor en daar omheen maakten ze de grootst mogelijke herrie denkbaar in groepen als God (mijn oren suizen nog van hun gedenkwaardige optreden tijdens Tegentonen) en Godflesh. Martin was de man achter het label Pathological en stelde ondermeer de Macro Dub Infection-compilaties samen. Techno Animal is een muzikaal monster, een Godzilla dat zijn kop de afgelopen tien jaar in meerdere gedaantes boven de skyline uitstak. Op hun debuutalbum Ghosts streelde dit mechanische dier wel eens, nu deelt het slechts mokerslagen uit. Sinds de ontmoeting met Alex Empire, wat leidde tot een album vermomd als The Curse Of The Golden Vampire (Digital Hardcore, 1998), leeft Techno Animal zich uit in digitale hardcore en vertraagde industriële dubhop. De brute beats op The Brotherhood Of The Bomb zijn beestachtig primitief. De muziek behoudt zijn menselijke gevoel dankzij de regelmatig opduikende vocale bijdragen van gastrappers als Dälek en Anti Pop Consortium. Een perfecte soundtrack voor de tijdbom waarop we op dit moment leven.


Een rijtje lente- en zomeralbums

Amstrong Hot Water Music (Clearspot)

De Deense Portishead heet Amstrong. Oprichters Jens Valo Danielsen en Jacob Leth worden op hun tweede album ondermeer bijgestaan door zangeres Marie-Louise Munck. Voor het opnemen van de orkestarrangementen reisden ze af naar Praag. Thuis bewerkten ze de opnamen met Protools die vooral op de eerste helft van de plaat de broeierige triphop door de vele details aan de middelmaat doet ontstijgen. In de overige nummers klinkt Amstrong meer als een liveband met hitpotentie. Mijn zegen hebben ze, want een groep die een heel nummer baseert op een sample van de eerste This Heat-LP kan natuurlijk niet meer stuk.

Ayr Unit & Midwhich The happiest music on earth (Bake Records/Staalplaat)

De titel van het album waarop Ayr Unit en Midwhich samenwerken is misleidend. De plaat opent met onheilspellende ambient die bestaat uit in galm gedrenkte gitaren, white noise, hoge synthesizertonen, twee herhalende basnoten en een door die mist ver van ons verwijderde stem. De muziek doet denken aan Flying Saucer Attack en oude Main. Het tweede nummer heeft veel bandruis aangevuld met primitief ritmisch getik als ondergrond voor een vijfmatig vioolthema dat aangevuld wordt met akoestische en synthetische vioolklanken, net zo desolaat en triest als de Pachelbel-bewerkingen op Eno's Discreet Music (1975). Het album sluit waardig af met neo-psychedelisch geraas.

Califone Roomsound (Glitterhouse/Perishable)

De muziek van Califone, de band uit Chicago rondom songschrijver Tim Rutili (Red Red Meat), zit diepgeworteld in de Noordamerikaanse muzikale traditie. Het is echter geen roots als een nostalgische trip, met de cowboylaarzen aan gespeeld vanaf veranda, maar muziek met de voeten ferm in de tegenwoordige tijd. Gitaren, drums, zang, orgel, percussie en een banjo worden subtiel aangevuld met synthesizers, computers en loops. Op dit bijzondere debuut botst de elektronica geen moment met de semi-akoestische instrumentatie. De sombere, schetsmatige liedjes krijgen door die mix een welhaast mystieke aura die de spanning verhoogt.

Kim Cascone Residualism (Mille Plateaux)

Amerikaan Cascone is niet alleen bekend van Heavenly Music Corporation en zijn eigen ambient label Silent, maar ook van zijn werk aan het geluidsdesign bij de films Twin Peaks en Wild At Heart. In 1 track van 41 minuten horen we een abstracte digitale wind van geluid, op gang gezet door wiskundige modellen toe te passen op programma's die niet voor het maken van muziek zijn bedoeld (zoals Photoshop en Word). We horen een storm van data met als bron het meest elementaire deeltje in de computerwereld: de bit. Zonder kennis van de gedachte achter deze klanken blijft er betekenisloos geluid over.

Chris Clark Clarence Park (Warp)

De in Bristol studerende Clark is zowel geïnspireerd door Squarepusher en Autechre als Pavement. Hij haalt zijn voorbeelden links in met verwrongen machinegeluiden, krakende en spetterende ritmes, de geluidsbronnen door time stretching onherkenbaar gemaakt en tapes die lijken te haperen of op zijn minst aan flarden worden gereten. Hectische, donkere en dreigende muziek die boeit door de vele details en de opeenstapeling van onverwachte momenten.

Cyclo Cyclo (Raster-Noton)

Cyclo zag in1999 het levenslicht tijdens het eerste optreden van Japanner Ryoji Ikeda en Noto (de Duitse kunstenaar/muzikant Carsten Nicolai) in Leipzig. In de daarop volgende jaren wisselden ze via de elektronische snelweg materiaal uit waarbij ze zich concentreerden op de fouten die ze maakten in het verwerken van de data voor hun kale klanken. De geluiden die de heren gebruiken zijn typische clicks & cuts, brom- en sinustonen die verwerkt zijn in inventieve ritmische patronen waarbij het stereobeeld ten volste wordt benut. Cyclo ligt daarmee in het verlengde van de even fascinerende tweede cd van Ikeda's dubbelalbum The Matrix.

Electrelane Rock it to the moon (Lets Rock! Records)

Het uit Brighton afkomstige vrouwenkwartet Electrelane richtte een label op om naast eigen werk muziek van andere vrouwen ruimte te geven in het mannenbolwerk van de muziekindustrie. Verity Susman (toetsen), Emma Gaze (drums), Rachel Dalley (bas) en Mia Clarke (gitaar) maken op hun debuutalbum instrumentale avant-garde rock met opvallende rol voor het jengelende Farfisa-orgel. Het is een repeterende en krachtige mengeling van jaren tachtig wave en Krautrock met ruimte voor improvisatie en spaarzame effecten (zoals het vervormde blaffen en dito stem in opener The Invisible Dog). De plaat duurt 70 minuten en verveelt geen moment.

Carlo Fashion This is Carlo Fashion (Hausmusik)

Carl Oesterhelt gooide zijn platenkast om en mixte met die collectie zijn eerste solo-album vol. Het debuut bevat een amalgaam aan invloeden uit de wereldmuziek (zoals Zuid-Amerikaanse orkestjes, Bulgaarse zangeressen), dance, exotica (bongo's, steeldrums) en soundtracks aangevuld met scheve ritmes en de vreemdst mogelijke geluiden uit analoge synthesizers. Carlo vermengd zijn invloeden met veel plezier en wordt daarbij geholpen door ondermeer leden uit zijn bandjes F.S.K. en Merricks. Een zeer afwisselende plaat, goed uitgevoerd en goed voor je humeur.

Kepler Fuck Fight Fail (Resonant)

Postrockbands klinken als Slint, Tortoise of Mogwai. Het kwartet Kepler uit Ottawa neigt naar de laatstgenoemde al is goed te horen dat ze wel eens hebben samengewerkt met bands van het Constellation-label. Zoals te doen gebruikelijk in het genre is de melodische basgitaar nadrukkelijk op de voorgrond, zingt de zanger fluisterend en onverstaanbaar, duikt er een vibrafoon op en zwelt na lang uitstel het volume op onverwachte momenten tot orkaankracht. Ondanks deze clichés weet de band een plaat lang de spanning vast te houden en gevoelige snaren te raken.

Kid606 PS You Love Me (Mille Plateaux)

Waar de hyperactieve Kid606 zelf even tot bedaren lijkt te komen na een stortvloed aan hectisch ratelende releases gaan zijn vrienden op dit remix-album iets minder terughoudend tekeer in het bewerken van de ambientklanken op PS I Love You. Gewoontegetrouw zijn ook deze remixen geen statement of commentaar op de originelen, maar een excuus om vrijuit met andermans verf te kliederen. Hoogtepunten: het gegiechel en geklets in de Photoshoot Rmx van Matmos (nu op tournee in het voorprogramma van Björk), het ritmisch gesputter van geluidsflarden bij Atom TM, het indringende gesis en gekraak van Pan-American en de Franse vrouwenstem plus verwrongen akkoorden bij Electric Company.

Havergal Lungs For The Race (Secretly Canadian)

Ryan Murphy (labelbaas van Western Vinyl) is een ongelukkige jongen. Opgesloten op een zolderkamer in Bedford, hartje Texas, bespeelt hij de snaren behoedzaam, programmeert hij een ritmebox minimaal, speelt hij voorzichtige synthesizertonen en zingt hij dichtbij de microfoon om zijn stem niet te hoeven verheffen. Hij musiceert zachter dan de regen die op het dak valt. In zelfopgelegde eenzaamheid, de gordijnen hermetisch gesloten, bezingt hij vol zelfbeklag op stoïcijnse toon zijn grote gevoelens. De repeterende gitaarmotieven geven de liedjes een dromerige uitwerking alsof ze in halfslaap zijn opgenomen. Even eenvoudige als poëtische teksten en sombere muziek houden elkaar precies in balans. Een prachtplaat voor dolende zielen.
Tekst: Vido Liber (zomer 2001)
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]