home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

maart-december 2002

alternative, electronic, experimental, lo-fi, underground

26 december 2002 (Tweede Kerstdag)

Antenne - #2 (cd op Korm Plastics/distr. Staalplaat)

De straat is donker. Een vieze miezerregen maakt de stoeptegels glad. Het is zeker geen weer om er op uit te trekken. Bij de zuiderburen is zojuist op tv het jaaroverzicht afgelopen. Ik vraag me af waarom na de aftiteling geen telefoonnummer van de Belgische Stichting Korrelatie wordt getoond. Ik heb de rolgordijnen laten zakken en blijf thuis op de bank hangen. Het cd'tje dat vorige maand op de deurmat op me lag te wachten lijkt me een goede kandidaat voor de begeleiding van de heersende stemming. De geluiden op de plaat zijn niet vreemd voor me. Ik heb het album #2 van Antenne de afgelopen weken vaker in de cd-speler gestopt. Het eerste liedje wordt aangekondigd door piepsignalen. Ik stel me zo voor dat het satellieten zijn, op zoek naar leven buiten ons zonnestelsel. Ik hoor iemand ademen. Zou ik dan toch niet alleen in de kamer zijn?

Bij de eerste beluistering moet ik aan Jarboe denken, de zangeres die haar baan als journaliste opgaf na een interview met Michael Gira om zich bij zijn band Swans te voegen. Dit is geen Jarboe. Zangeres Marie-Louise Munck komt uit Denemarken en zingt ook in de groep Amstrong. Samen met multi-instrumentalist Kim Günther Hansen vormt ze de spil van Antenne. A black eyed dog he called for more, zingt Munck. Het is een cover van Nick Drake. Geen wonder dat ik aan Swans moest denken. Met hun zijproject The World Of Skin namen Jarboe en Gira in 1990 ook een versie van dit nummer op. Die versie is lichtelijk over the top. De kracht van Antenne ligt juist in het understatement. Het duo voert de zeven tracks zeer beheerst uit. Zo ook Black Eyed Dog. De begeleiding is sober. De enkele noten op de piano lossen op in een nieuw akkoord. Opnieuw. En opnieuw. De zang is ingehouden. Emoties blijven verstopt.

Antenne houdt de spanning vast dankzij een zeer laag tempo en door het geluidspalet subtiel aan te vullen met stoorzenders. De muziek lijkt kaal, maar als je goed luistert hoor je bij elke nieuwe draaibeurt een detail dat je niet eerder was opgevallen. Zoals de krekels die ik eerst voor bandruis hield en dan de man in ademnood die op zijn laatste kracht smeekt of het kan ophouden. Stop, fluistert hij vlak voordat het openingsnummer wordt weggedraaid. Dwars door Across The Way kraakt een zender die niet goed staat afgesteld. Het stapsgewijze ritme klinkt net zo dof als de heipaal die elke morgen hier achter de huizen palen de grond in stampt voor een nieuwe woonwijk naast het spoor. Een verre storm blaast door Dead Dreams. De langgerekte, gedeeltelijk vervormde synthesizerakkoorden in het instrumentale Annex Aug verspreiden zich dreigend door mijn kamer. Hoge tonen uit een traag afgestelde sequencer bepalen het ritme. Twee noten uit de contrabas van August Engkilde wisselen elkaar af over een zich met moeite vooruit slepend, door echo's uitgesmeerd drumpatroon uit een analoge ritmemachine. Tijd wordt vertraagd in een aaneenschakeling van luisterrijk mistroostige tracks. Slechts in Sunwalk breekt een dunne zonnestraal door. Het nummer doet denken aan de geheimzinnige loungemuziek die Angelo Badalamenti schreef voor zangeres Julee Cruise.

Elektronica speelt nog steeds een belangrijke rol bij Antenne, maar vergeleken met album #1 (Korm Plastics, 2000) is album #2 meer akoestisch. Naast de piano bepaalt een gitaar vaak de begeleiding. In Not Sad voegt voorzichtig fluisterend de saxofoon van Mikael Fleron zich toe. Wat niet is veranderd is de sombere sfeer. Die komt niet alleen muzikaal tot uiting maar ook in de teksten. I'm growing old and I don't wanna know, zong Nick Drake vlak voor zijn dood in 1974. Begeleid door Antenne tel ik de dagen af. Volgende week is weer een jaar voorbij en kunnen we net doen alsof er nieuwe kansen zijn.


22 juli 2002

The Microphones - Lanterns/Antlers
Tender Trap - Face Of 73/Fin (Downfall Mix)
(beide 7" op K)

Wie is toch die anonieme Top 40 hiphop producer die volgens de site van K verantwoordelijk is voor de productie van Lanterns? De A-kant van de nieuwste single en de opwarmer voor het nieuwe album Song Islands van The Microphones wordt in ieder geval gedragen door een mistige elektronische drumtrack, knipperend in de krochten van donkere stadskelders. Verre van hitgevoelig. Phil Elvrum zingt zacht, zoals we dat hoorden op het vorige album The Glow, Pt. 2, een van de hoogtepunten van 2001. In het refrein wordt Elvrum bijgestaan door Mirah, zingend vanuit de verte. We moeten Lanterns en het B-kantje Antlers zien als twee liedjes die onafscheidelijk aan elkaar verbonden zijn en beide een tegenovergesteld gevoel uitdrukken: afwerend en afwijzend in Lanterns en uitnodigend in het akoestische Antlers. Er zweeft niet alleen weemoed in de twee nummers op de single. Ze liggen ook in de schaduw van een constante, ondefinieerbare dreiging. Een uitbarsting blijft uit, de composities baden in een onbestemde rust.
Je kunt Lanterns hier downloaden.

De drie muzikanten van Tender Trap houden het op de A-kant zo kort, dat het liedje afgelopen is voordat je, na het neerzetten van de naald op de aanloopgroef, op de bank kunt gaan zitten. Een couplet, een refrein, een tweede couplet en het laatste refrein. Meer hebben Amelia Fletcher, Rob Pursey en John Stanley (allen ex-Marine Research) niet nodig in Face Of 73. Klik en flits zegt een fototoestel en de electropop gaat van start. Alle clichés van het genre komen aan bod in een liedje dat gelukkig vrolijk en catchy genoeg is om ze te kunnen accepteren. Make me smile and don't seduce me. De B-kant krijgt een bewerking door DJ Downfall (oftewel John Stanley). Hier geen eenvoudig meezingbaar deuntje. Fin is een licht galmend en zwevend somber liedje waarin de kinderlijke stem van zangeres Fletcher slechts wordt begeleid door gitaren en een baslijntje dat in de coupletten lijkt op A Forest van The Cure. Door de echo's achterstevoren af te draaien waaien de vocalen naar ons toe. Als je goed luistert hoor je, ver weg, verscholen in de mix, aanvullende elektronische instrumenten.


21 juli 2002

Daedelus - Invention (lp op Plug Research)

Plug Research bracht ons vorig jaar de intrigerende cd Life Is Full Of Possibilities van Dntel. Het is teveel gevraagd bij elke release van het label te verwachten dat er een emotioneel geladen album of EP uit de laptop rolt. Het kan ook luchtig en vrijblijvend zijn zoals bij Daedelus. De man uit L.A. heeft in zijn carrière pogingen ondernomen zich te bekwamen in klassieke orkesten en jazzcombo's. Dankzij de ravescene vond hij zijn uiteindelijke bestemming en ploegt hij tegenwoordig de muziekgeschiedenis om en dan met name de orkestmuziek uit het interbellum en de funk en disco uit de jaren zeventig. Het album Invention is een poging het verleden een nieuwe plek te geven. Al samplend rijgt hij een cooljazzende piano, muziekdoos, een glissando over een gitaarsnaar en hoog gesoleer op een analoge synthesizer aan elkaar. In de fragmentarische nummers worden bibberende Hollywoodviolen en vibrafoons overstemd door percussie, brushes over de snare en goedkope drummachines. De ritmes zijn door effecten verwrongen, gekneld tussen cocktailjazz en stemsamples. De meeste tracks, vooral die op de B-kant, zijn van zeer korte duur. De samples zijn herkenbaar zonder direct te kunnen verwijzen naar de bron. Het is prettig luisteren, al hoop je stiekem op een moment waarbij de ziel van de muzikant even om de hoek komt kijken. Het gebeurt eenmaal, wanneer Daedelus zelf de instrumenten ter hand neemt en akoestische instrumenten (muziekdoos, accordeon, basklarinet) mengt met een flard onvaste neuriezang. Het album wint ermee aan warmte.


10 juli 2002

The Locust - Flight Of The Wounded Locust (cd op Gold Standard Laboratories)

Waar hangen de Space Streakings tegenwoordig uit? De gitarist van deze Japanse noiseformatie rende ooit als een bezetene door de grote zaal van Paradiso, een cirkelzaaggitaar als wapen op ons richtend en later loeiend in onze oren dankzij een oorverdovende scheepshoorn. Het verschrikte publiek probeerde vooral niet in botsing te komen en deed, wanneer nodig, een stapje opzij voor het losgeslagen projectiel. Aan ons lijf geen kamikaze. De laatste plaat was een samenwerking met de Amerikaanse band Mount Shasta op Skin Graft. Het zal ergens rond 1996 zijn geweest. Daarna niets meer van deze herrieschoppers vernomen. Hun erfenis is in goede handen en te vinden in San Diego, thuisstad van The Locust. Justin Pearson, Gabe Serbian, Joseph Karam en Rober Bray zijn kort van stof en houden hun geluidsbombardementen binnen de perken. De nummers duren meestal niet langer dan 40 seconden. Dat is lang genoeg voor het aanrichten van flinke schade. Niet zo lang geleden telde de band een vijfde bandlid en maakte The Locust een split-7" met Arab On Radar. Die nummers zijn als extraatje te vinden op de tien minuten durende cd-versie van Flight Of The Wounded Locust, de meest recente EP en de laatste die is volgespeeld als kwintet. De band voert grindcore uit als vuurspuwen in het gelaat van de toeschouwer. De vocalen klinken alsof de zanger zelf ook in de fik staat. De hevig opgewonden hardcore wordt ingekleurd door synthesizerpartijen als noodsignalen. De toetsen krijgen in het afsluitende nummer zelfs de hoofdrol toebedeeld en mogen maar liefst 2 minuten en 37 seconden op tilt slaan. Zelfs machines blijken over adrenaline te beschikken.


24 mei 2002

The Grace Period - Mod Killer/Sunny And Share (7" op Static Caravan)

De composities van The Grace Period worden in elkaar gezet volgens een simpel procédé. Akoestisch klinkende drums spelen een traag dansritme (op kant A iets sneller dan op de flipzijde) als begeleiding voor melancholische vioolorkestsamples. De dramatisch uitgestrekte strijkers lijken te zijn gevangen in een eeuwigdurende stemsessie. De twee nummers zouden teveel op elkaar gaan lijken als er niet echo's uit het verleden aan de muziek waren toegevoegd. In Mod Killer zitten flarden interviews met Mods en Rockers, de twee jeugdstromingen die in de jaren zestig graag met elkaar op de vuist gingen. Een zestienjarige Rocker geeft antwoord op de vraag van een stijve Britse interviewer waarom hij knokt met de Mods en waarom hij sowieso elk weekend zijn woonplaats kort en klein wil slaan. Het is de verveling, zegt de jongen, en niets anders. Het contrast tussen zijn boute uitspraken en de wollige muziek is groot, wat voor een prettige spanning zorgt. De samples van een speeltuin in Sunny And Share zijn ietwat aan de clichématige kant. Het gezelschap uit Massachusetts weet op hun tweede single op beide kanten wel de sfeer goed vast te houden. Dromerig en zweverig en door de beperking van het formaat 7" eigenlijk veel te kort.


23 mei 2002

Love Life - Be Kind To Me/Hex It Out (10" in hartvorm op Three.One.G)

Soms is de vorm van een plak vinyl voldoende nieuwsgierig te worden. De single van Love Life uit San Diego heeft de vorm van een hart. Een zwart hart welteverstaan, net zo donker en duister als de muziek. Door de vorm blijft van de 10" niet meer over dan een 7" aan groeven. De toevoeging van trombone en saxofoon geeft Love Life een imposant geluid. De volle productie doet de band als een klein orkest klinken. Zangeres Katrina Ford heeft niet zo'n optimistische kijk op haar leven. I am chosen for sacrifice, schreeuwt/zingt ze getergd in het relatief rustige Be Kind To Me. Het orgel van gitarist Sean Antanaitis zorgt voor verdere spirituele inbreng. De noise gospel doet denken aan de laatste twee EP's van The Birthday Party. B-kant Hex It Out heeft meer tempo. De losse swing van de drummer krijgt tegenwicht van een bassist die log ramt op elke tel. De ritmesectie jaagt Love Life op zodat de band overtuigend woest uit de speakers komt knallen.

Om een idee te krijgen van de kracht van Love Life kun je het nummer In Memory Of Me downloaden. Deze track staat overigens niet op de single.


22 mei 2002

Low/Vibracathedral Orchestra - David & Jude/Stole Some Sentimental Jewellery (split-7" op Misplaced Music)

Het label Misplaced Music brengt sinds kort speciale, gelimiteerde singles uit waaronder een tour-7" van Hood en een split van Simon Joyner en Two Dollar Guitar. De eerste uitgave is wel een heel erg kort liedje van Low. Stilletjes zingen Alan en Mimi hun overbekende intervallen in een duet met als enige tekst: You stay with David/I'll stay with Jude/Someday the paperwork will all come through/Then I'll stay with David/And you can stay with Jude. Onderwijl probeert een melodica tevergeefs een passende melodie rondom hun stemmen te vinden. Het nummer duurt niet veel langer dan een minuut. Een beetje weinig voor een dure single en daarom alleen een leuk hebbedingetje voor de fans. Gelukkig mag Vibracathedral Orchestra zijn ding een minuut of vijf doen op de andere kant. Zo te horen is het een grote band. Alle instrumenten spelen tegelijkertijd in Stole Some Sentimental Jewellery. De drummer houdt zich op de achtergrond behoorlijk in terwijl met name een violist flink staat te harken op enkele snaren. Daaromheen lijkt een leger van keyboardspelers zich hongerig op de toetsen te storten. De ene houdt lange drones aan, anderen gooien hoge dissonanten in het spel en de man achter de synthesizer draait aan willekeurige knopjes. En toch wil het nergens uitmonden in chaos. De cadans is als die van een door het woestijnzand wandelende dromedaris. Denk aan de instrumentale uithalen van Velvet Underground en je weet ongeveer vanuit welke hoek de muziek waait.


21 mei 2002

Múm - Green Grass Of Tunnel/In Through The Lamp (7" op FatCat)

Múm zit tegenwoordig bij FatCat. Binnen zeer korte tijd verschijnt op dat label het langverwachte tweede album van het IJslandse kwartet dat zo'n opzien baarde met het wonderschone debuut Yesterday Was Dramatic, Today Is OK. De single belooft weer een plaat vol poëtische geheimzinnigheid, kinderkamermuziek, sprookjesliedjes en muziekdoospop. De tweelingzusjes Kristín Anna en Gya doen met hun elfenzang evenveel denken aan engeltjes als aan de spooktweeling in Kubrick's The Shining. Ze vullen de zang samen met Gunnar en en Örvar aan met speelse, kleine en breekbare elektronica. Hun muziek vormt een kaartenhuis. Op de B-kant (een instrumentaal nummer dat niet op het nieuwe album zal verschijnen) komen de elektronische harmonieën nauwelijks door het ijs heen. Langzaam dringen de akkoorden door tot net onder het oppervlak. De melodica zorgt nog voor enige warmte terwijl het kil tikkende ritme klinkt als het gekraak van roeispanen in een ijskoud meertje.


20 mei 2002

Loraxx - Western Wear/Picture St. Sicily 1922 (7" op Automatic Combustioneer Records)

Vanwege de gore hoes liet ik de nieuwe 7" van Loraxx in eerste instantie netjes liggen in de volgeladen singlebak, totdat de platenboer het exemplaar een paar weken later alsnog in mijn handen duwde. Ik kijk niet graag naar twee mannen die al zo lang aan een koord hangen dat hun nekken er van uitgerekt zijn. De fascinatie voor lijken gaat door op de binnenhoes. Drie mannen in een doodskist als illustratie voor Picture St. Sicily 1922, het nummer op de B-kant . De teksten van Loraxx hoeven niet meer geanalyseerd worden. Blijft de muziek over. Het trio uit Chicago, Illinois heeft al twee albums uitgepoept onder productionele leiding van Steve Albini. Het is dan ook niet zo gek dat gitariste Arista Strungys, drummer Elliott Talarico en nieuwe bassist Jeff Lauras klinken als Shellac. Het grote verschil is de zang van Arista, al doet ze erg haar best te klinken als meester Albini. Zijn productie is volgens vertrouwd recept: heel ruimtelijk en direct op band gesmeten. De snerpend hoge gitaar speelt repeterende partijen gevolgd door zware, vervormde bas en flink stampende, strak uitgevoerde ritmes. De herhalende riffs worden neergezet als blokkendozen. Het zijn mokerslagen, op vinyl gezet zonder extra verzachtende geluiden. Als je op zoek bent naar iets dat lijkt op een melodie, ben je bij Loraxx aan het verkeerde adres. De band speelt de noise graag meedogenloos. In het hoesje vind je overigens naast een plaatje ook een mooie kleurenfoto waarop de band veel vriendelijker en bescheidener oogt dan je zou vermoeden na het beluisteren van de muziek. Voor een indruk kun je terecht op de site van de band. Als de techniek het toelaat, staat elke maand een nieuwe livetrack klaar om te worden gedownload. Deze maand is dat Dinner.


22 april 2002

Various - Nanoloop 1.0 (cd op Disco Bruit)

Ik haat computerspelletjes. Mijn neefje duwde lang geleden tijdens een warme zomervakantie een klein spelletje in mijn handen. Ik moest een onderzeebootje veilig naar de overkant zien te krijgen onderwijl belaagd door dieptebommen. Uren zat ik aan de kant van het water, mijn benen bungelend over de kade, punten te scoren en binnensmonds te vloeken omdat ik het streefgetal niet haalde en weer opnieuw moest beginnen. Terug op de fiets naar huis bleek ik zo in de ban van het spel dat elke tegenligger een oorlogsschip was dat mij wilde bombarderen. Ik zag een bom in elke vogel die voor mijn wielen langs fladderde en elk blad dat vroegtijdig van een boom af viel. Het duurde tot in het begin van de avond voordat deze lichte paranoia uit mijn kop was verdwenen. Nintendo is dan ook geheel en al aan mij voorbij gegaan. Ik wilde onder geen beding verslaafd raken aan zoiets onzinnigs, onbenulligs en tijdverspillend als een computerspelletje. Ik bleef op afstand als ik in de verte de vervelende melodietjes uit lullige speakertjes hoorde komen. Computerspelletjesmuziek werkt ontzettend op de zenuwen. Het bliept stompzinnig voort, melodietjes nog erger dan de Vlooienmars. Zou ik een plaat overleven die gemaakt is met behulp van de Nintendo Game Boy?

Ja, is het antwoord wanneer ik luister naar Nanoloop 1.0 op Disco Bruit. Het Duitse label liet enkele vooraanstaande lieden uit de experimentele elektronische muziek composities maken met behulp van Nanoloop. Deze synthesizer/sequencer is door een stelletje studenten uit Hamburg speciaal ontwikkeld om muziek te kunnen maken met de Nintendo Game Boy. De software kan direct ingeplugd worden zodat er helemaal geen randapparatuur aan te pas hoeft te komen voor het maken van composities. Niet alle deelnemers aan het project beperken zich tot de spelcomputer. De hoes vermeldt netjes wanneer er gesmokkeld is. Meestal betreft het extra editprogramma's, slechts in enkele nummers duiken vocalen op. Levert het nieuwe speeltje nog iets luisterbaars op? De deelnemers laten horen dat je verschillende kanten op kunt gaan. Oliver Wittchow en Pyrolator gebruiken het apparaat voor freaky dancebeats. Ze zijn uitzonderingen op een album waarop het experiment overheerst; speels en luchtig, als je tenminste bestand bent tegen hoge synthetische geluiden. Het getik en gepiep van Ascii en Stock, Hausen & Walkman veroorzaken geheid oorsuizingen bij de luisteraar. Nog iets heftiger is de onregelmatig pulserende Nintendonoise van Merzbow en de gameboypunk van Bruno & Michel Are Smiling. Het duo AGF/Dlay houdt het rustiger in hun soundscape waarin stemgeluiden opduiken. Het sexy Gameboy Girl van Ostinato heeft iets weg van een poppy Throbbing Gristle. Slechts zelden heb je het idee dat de geluidsbron een computerspelletje is. De plaat bevat namelijk geen coverversies van bestaande melodietjes en geen enkele act voelde de behoefte een compositie te maken die zou passen bij een bestaand of nieuw spel. De enige uitzondering lijkt Felix Kubin met zijn immer dartele deuntjes.

Nanoloop is een geslaagde symbiose van hoge en lage cultuur. De luisteraar speelt het spel mee terwijl de ogen gesloten kunnen blijven. Op de site van Disco Bruit zijn alle tracks in RealAudio te beluisteren.


17 april 2002

Spraydog - You Are What I Love/Aspirin (7" op Beautiful Pigeon)

Ergens in mijn kleine kamer, verstopt tussen de ongesorteerde depri-stapels cd's en vinyl, liggen een album en een single van Spraydog. De 7" heb ik weten te traceren, want vingers vliegen makkelijk door singlehoesjes. Het zoeken naar de cd heb ik opgegeven. Ik had graag even gehoord waarom ik die ooit gekocht hebt. Dat komt later wel. Laten we ons hier beperken tot de meest recente 7" van de band uit Newcastle Upon Tyne. Sinds hun oprichting in 1996 hebben ze acht singles, drie albums en twee Peel sessies opgenomen. Gitarist/zanger Steve Robson begon in de band als drummer, maar is nu de voorman van Spraydog en verantwoordelijk voor de composities. De Britse noisepop is niet al te best geproduceerd. Laat je dat vooral niet afschrikken. De tweede zangstem van Maria Fontana blijft flink verborgen onder de gitaarmuur van Robson en co-gitarist Phil Tyler. De drums zijn nog verder in de mix verstopt. Op de B-kant, in het veel te korte Aspirin, worden de zwaar aangeslagen akkoorden zeer open gehouden. De constante grondtoon veroorzaakt een even dromerig als melancholiek effect. De bas zorgt voor melodische accenten. Spraydog klinkt als een Britse groep die Amerikaanse groepen nadoet die op hun beurt weer zijn geïnspireerd door Britse groepen. Denk aan de beste momenten van Drop Nineteens (in You Are What I Love) en het veel te vroeg ontbonden Monsterland (in Aspirin). Het is even zoeken in het troebele totaalgeluid, maar je zoektocht wordt beloond met rauwe schoonheid.


15 april 2002

Mclusky - To Hell With Good Intentions (7" op Too Pure)

Begin deze maand verscheen het tweede album van het Britse trio Mclusky. Andy (zang/gitaar), Mat (drums) en Jon (bas) kregen het voor elkaar Steve Albini te strikken voor de productie. Mclusky Do Dallas werd vorige maand vooraf gegaan door de single To Hell With Good Intentions. De Steve Albini-touch is onmiskenbaar. Het geluid is ruimtelijk. Sluit je ogen en de band staat voor je in de huiskamer. Zonder overdubs scheurt het trio door vier korte nummers. Uit de gitaar klinken dissonant snerpende akkoorden. Je hoort net zo luid de toon als het oppervlakte van de snaar. Aangedreven door machinale doordramdrums hakt de bas in het openingsnummer op 1 noot. Het fuzzpedaal maakt overuren. Zanger Andy schreeuwt brutaal in de microfoon. My love is bigger than your love/Sing it!. Mijn maatjes en ik waren het er snel over eens dat de kreet Sing it! de kern vormt van het nummer. De band neemt met die twee woorden een uitdagende houding aan. Ze hadden kunnen zingen: Take it or leave it, maar nee, ze gaan een stap verder. Ze zeggen niet alleen dat hun liefde groter is dan jouw liefde en dat hun band de beter is dan jouw band, ze eisen ook nog eens van ons dat we hun uitroepen onvoorwaardelijk meebrullen. We kunnen niet anders, want de band heeft helemaal gelijk. Al is het maar voor zolang het liedje duurt. En wat kan het ons allemaal eigenlijk verdommen; we're all going straight to hell.

Na de razernij in het titelnummer is de rest van de single mooi meegenomen. In Beacon For Pissed Ships lijkt de zang verdacht veel op John Lydon in de goede oude tijd van PIL, zinnen snerend, in stijgende toon aan het einde van de zin mekkerend alsof hij vocaal en vol cynisme een groot vraagteken probeert te verbeelden. Het slot van het nummer wordt gedomineerd door doordringende gitaren. Op kant B schreeuwt/zingt Andy in The Habit That Kicks Itself over hoekige new wave noise. If I can't kill Kenny I can't do anything right, de terugkerende zin in No Covers, klinkt even belachelijk (want verwijzend naar een melige cartoon) als dreigend. Wie is na Kenny het volgende slachtoffer? Ik? Jij?


3 april 2002

Freezepop - Fashion Impression Function (cd op Archenemy)

Fris ogende, jonge Amerikanen zijn het, de drie van Freezepop. In de zomer van 1999 zonderden ze zich af in hun kamer te Boston. Ze wierpen zich op hun synthesizers, vocoders, tekstvellen en vooral de Yamaha QY70 (een draagbare, op batterijen lopende sequencer), gebruikmakend van de pseudoniemen Liz Enthusiasm (zang), The Duke of Candied Apples (programmeur) en The Other Sean T. Drinkwater (toetsen en vocoder). Na enkele EP's en een album verblijdden ze ons begin dit jaar met de EP Fashion Impression Function als voorproefje op hun twee Nederlandse optredens (dinsdag 9 april Paradiso, een dag later in Vera). Als ik de twee videoclips op het cd-rom gedeelte van hun cd mag geloven zijn de drie whizzkids de onschuld zelve en hoeven we geen extravagantie en verkleedpartijen te verwachten. Het trio zal ook niet door een robot op of van het podium getild worden. Ze staan netjes naast elkaar. De jongens aan weerzijden van de bühne en Liz verlegen in het midden, de microfoon in haar handen geklemd. Ik durf te wedden dat ze openen met een liedje waarin ze zich aan ons voorstellen.

Hoe ze klinken? Als een popband die high school niet is ontgroeid en gefixeerd is op de electro uit de eerste helft van de jaren tachtig. Hun retrofuturisme is kaler en meer gelikt dan Ladytron. Freezepop is het late Amerikaanse antwoord op de Britse synthipop. Niet alleen The Human League (maar dan zonder die langharige dandy) klinkt door in de liedjes. Dankzij de meisjesachtige zang moet ik ook denken aan het recentere Dubstar, vooral als Lazy door de kamer schalt. Liz gedraagt zich in dat nummer het liefst als een kind dat de hele dag voor de TV hangt en chocoladerepen eet. Op zijn vrolijkst is Freezepop de robotpopversie van de B52's, zingend over haaien in plaats van over kreeften in Shark Attack. Op zijn lieflijkst is de band in Starlight waarin de sequencers als vuurvliegjes een statig dansje aan gaan als ondergrond voor een afscheidsliedje. Watch you walk away, zingt Liz op een toon als was ze een dochter van The Stepford Wives. Gelukkig worden we niet overvoerd met zoetigheid. Het zijn vooral de remixen op de tweede helft van de plaat die voor hartigheid zorgen en ons wakker houden. De invloed van Kraftwerk duikt op in de drumpatronen van een liedje dat in het Japanse wordt gezongen. De gesamplede zang wordt ritmisch verwerkt in up-tempo electro gelardeerd met acidlijnen. Het gevoel middenin een computerspelletje te zijn beland wordt vergroot in de Machinate Mix van Manipulate. Robotron 2002 wordt opgejaagd door voor het genre typische octaafloopjes. De emotieloze machinestem doet denken aan de Cylons in Battlestar Galactica (een serie die ik als kind verslond, dus mij hoor je niet klagen). Het is synthetisch, plastic, glad getrokken speels. Je hoeft Freezepop geen moment serieus te nemen. Freezepop is fun. Het zegt pop als een zeepbel die doorgeprikt wordt.


21 maart 2002

Ida - Shhh.... (cd op Time Stereo)

Le Tigre - Remix 12" (12" op Mr. Lady)

Mooie liedjes behoeven geen remix. Op het album Owl (1998) probeerden Porter Ricks, Neotropic en Jimmy Sommerville (!) de serene schoonheid van Low om te bouwen tot dansbare happen. Ongeveer net zo zinvol als het in een Armani steken van Michelangelo's David. Je draait het een keertje, stopt de enige echt geslaagde remix eenmaal in een DJ-set en gaat daarna over tot de orde van de dag. De originelen zijn me veel dierbaarder. Hetzelfde geldt voor de nummers op de laatste twee albums van Ida. De Amerikaanse indiefolkies mochten enkele jaren geleden op kosten van Capitol heel lang in de studio verblijven. Het resulteerde in twee prachtige albums die vervolgens door het label werden geweigerd. Dankzij tussenkomst van Tigerstyle verschenen Will You Find Me (2000) en The Braille Night (2001) gelukkig alsnog in de winkels. De sessie kreeg een staartje. Producer Warn Defever (His Name Is Alive) nam de opnamen mee naar huis en sleutelde aan de nummers waarvan de titels begonnen met de letters S en H. Het gevolg werd het album Shhh.... Shoreline en Shutgun zijn beiden afkomstig van het album Will You Find Me, de beste van de twee. Ik hoor ze liever in de context van die plaat dan lichtelijk bewerkt door Defever en Sasha Frere-Jones (bekend van de band UI en het blad The Wire). Hun extra beats voegen weinig toe en zitten voornamelijk in de weg. Het remix-album werkt het beste als het liedje geheel opzij wordt gezet en de remixers gaan spelen met de in ruime mate aanwezige violen. Zo ontstaan nieuw nummers als het toepasselijk getitelde Strings en de lang uitgerekte Traxion Park Mix van Shoreline. De fans hebben er de nieuwe nummers Shhh, het instrumentale Should've Called en de luidruchtige Stoogescover Shrug (LA Blues Mix) bij, al klinken die teveel als restmateriaal.

De half uur durende remix 12" van Le Tigre valt ook al zo tegen. Alweer een band die werkt met songstructuren en zich dus nauwelijks creatief laat vangen voor mij onbekende remixers (o.a. DJ Ham, Lauren Flax en de producers Tim Goldsworthy & James Murphy van DFA). De meeste tracks die onder handen zijn gekomen zijn afkomstig van het laatste album Feminist Sweepstakes. Ze worden verbouwd, binnenstebuiten gekeerd en van een nieuw jasje voorzien. Nergens gebeurt dat op extreme wijze zodat je in Tres Bien (Nouveau Disco Mix) blijft zitten met flauwe Farfisa-akkoorden, een saai herhalende stemsample van zangeres Kathleen Hanna (I get it/I get it/I get it) en een flink stuk speech door Tammy Rae Carland. Tevergeefs wacht ik op een leuke ingeving of een verrassende invalshoek. On Guard (The En Garde Mix) is iets beter wanneer de drumtrack opgebouwd is uit verschillende, niet echt bij elkaar passende geluiden. Het militante karakter van Le Tigre blijft behouden dankzij de scherp snerende Hanna die zoals gebruikelijk heerlijk over de top kan schreeuwen. De dubby breakbeats in Mediocrity Rules (41 Small Stars Mix) zijn te fragmentarisch om tot dansen uit te nodigen. Eigenlijk is alleen Dyke March 2001 (Reid's Aphro-dykey Mix) redelijkerwijs in een DJ-mix te verstoppen. Het origineel is geen liedje maar een collage van stemmen opgenomen tijdens de Dyke March in New York. Het laat genoeg vrijheid voor een radicale interpretatie. Helaas gebeurt er na een paar minuten niet veel meer dan het herhalen van een enkele sample en zit ik ongeduldig te wachten tot het afgelopen is. Deceptacon (DFA Remix) is een trage versie van het openingsnummer dat op het debuut-album Le Tigre (1999) zo'n opwindend fel nummer was. Zo te horen is de zangpartij opnieuw ingezongen voor deze handclapdiscoversie. De gitaren scheren over een traag swingend locomotiefritme in Much Finer (The Flaxdatass Mix). Lauren Flax houdt het origineel zeer herkenbaar en misschien is dat maar beter zo. Zelfs op de meest geslaagde remix zie ik geen mensen uit hun dak gaan op de dansvloer. Als de meeste tracks ook thuis niet werken, houd je weinig bruikbaars over. Een gemiste kans.


12 maart 2002

Minmae - My First Brush With Infinity (7" op Octane Grammophone)

Een band kan zijn kracht bewijzen door binnen enkele minuten indruk te maken op het kleine oppervlak van 7" vinyl. Het lukt Minmae op hun nieuwe single. De groep zag in Californië het licht toen in 1997 de eerste single Poltergeist Over England verscheen. Ondertussen is het gezelschap verhuist naar Portland, Oregon. Minmae maakte een album voor het label Airborne Virus, leverde compilatiebijdragen voor ondermeer Blackbean & Placenta en bracht een split 12" uit samen met Electroscope. Volgens label Airborne Virus bestaat Minmae uit tien mensen, maar of het om een lost/vaste bezetting gaat is niet duidelijk. De groep houdt er in ieder geval niet van om rock volgens het boekje te spelen. Nummers worden niet geschreven maar domweg uitgevoerd. De muzikanten voelen zich niet gebonden aan songstructuren en zoeken hun heil in ambient, lo-fidelity song production (and) some jungian investigation informing repressed emotion. We're All Friends Here op de a-kant wordt gedragen door drie trage basnoten. Een orgelakkoord blijft onveranderd doorklinken. Twee stemmen, de een iets luider dan de mompelende ander, declameren monotoon de teksten. I try to run away from it/But it keeps coming back. Geen idee voor welke demonen ze vluchten. Als ze bezeten worden, voelen ze zich als een huis dat in brand staat. De vuurzee legt hun skelet bloot. De vlammen worden verbeeld door een gitaarsolo. Onder zijn fel en breed uitgesponnen getier voegt de toetsenist om de paar maten een noot toe om de grondtoon uit te bouwen. De vocalen zijn spoorloos op de b-kant. Een trance veroorzakende samenklank doet in het intro van I'm Getting Out Of Forensics opnieuw slepende dronerock vermoeden. Een gitaarthema en lome, als een sampleloop klinkende drums onderbreken het akkoord bruusk. Een extra gitaar vult de cadans aan, razend door vervorming. Als de begeleiding verdwijnt, echoën feedback en door tremolo kromgetrokken noten nog een minuut richting fade-out. De spanning blijft opnieuw een plaatkant lang vastgehouden door een mix van mistroostigheid en op de loer liggende dreiging.


4 maart 2002

Donna Regina - Northern Classic (lp op Karaoke Kalk)

Let's get slow, let's get slow, fluistert Regina in het openingsnummer op het zevende album van Donna Regina. De ritmebox tikt als een klok, terwijl ambientakkoorden het verstrijken van de tijd juist proberen te ontkennen. Glijdende gitaar en orgel wisselen elkaar af in de tussenstukken. Aan het eind klinkt wat lijkt op de dreigende sequencer uit Convincing People van Throbbing Gristle. Let the world hurry and rush around us/We've got time/We just flow/Let's get slow, let's get slow. Ik zou wel willen, lieve Regina, maar de jachtige stad vraagt om een ander tempo. Niet mee gaan in de tredmolen voelt aan als stappen buiten het leven. Ik moet mee. Ik moet doorgaan. Ondertussen verlang ik naar de rust zoals in de wereld waarin stewardess Regina Janssen en haar echtgenoot radiomaker Günther Janssen wonen.

Het duo Donna Regina liet voor het eerst van zich horen in 1992 met een debuutalbum vol droompop op Our Choice/Rough Trade. In het titelnummer Lazing Away leek het duo ook alle tijd te hebben. I'm out of hours/No need to hurry/Lazing away all day. De volgende vier albums brachten ze uit op het Hamburgse Strange Ways (een sublabel van major Indigo). Vooral Japan was gecharmeerd van het duo, wat vast te maken zal hebben met het Franse popgevoel dat de muziek uitstraalde en de enkele Franstalige liedjes. Veel Japanners zijn gek op Frankrijk. Het leverde niet alleen een tournee door Japan op, maar ook een muzikale bijdrage aan een Nissan reclamespotje. In Duitsland werkten ze ondermeer samen met Mouse On Mars, Herbert en Wolfgang Flür (ex-Kraftwerk). Donna Regina begon op eigen kracht pas echt interessant te worden vanaf hun relatie met het kleine Keulse label Karaoke Kalk en het album A Quiet Week In The House uit 1999.

Muziek die de schijn van oneindigheid oproept. Stevie Nixed stond hier ook al bij stil in haar posting op 2 maart 2002 naar aanleiding van het nieuwe album van Boards Of Canada. Het universum opgeborgen in een muziekstuk. As though you are locked into this space which has no doors. Dezelfde ruimtelijkheid roepen de uitgerekte synthesizerakkoorden op in de meeste nummers van het album Northern Classic. Het is als vanuit een vliegtuigraam kijken op het witte wolkendek. Elektronische muziek doet wel vaker associëren met vliegen, gewichtloosheid, ruimtevaart en reizen door een onbegrensd heelal. Begeleid door synthesizer, samples, computergestuurde geluiden, gitaar, vibrafoon en xylofoon roepen de teksten tegenstellingen op die onprettig aanvoelen. Zoals de droom in Blue. A happy dream is hunting me all day, zingt Regina en toch maakt die blije droom haar uitermate somber. Simpele woorden dringen ook dieper door in When I Was Younger waarin de relativiteit van tijdsduur wordt uitgedrukt door het ophalen van jeugdherinneringen. Het elektronische ritme loopt in Drifting Around over straatkeien in een nummer dat met z'n lage gitaarsnaren en mondharmonica start als filmmuziek voor bij een sombere Nouvelle Vague. Regina is verdwaald in het doolhof van de grote anonieme stad. Drifting around/Alone in the big town. De titel van het album zou in eerste instantie Sea People worden. In het gelijknamige nummer is de eb en vloed van de zee, net als in de betere wereldliteratuur, het symbool voor de grootste tegenstelling: leven en dood. In menig boek en vele films verdwijnen mensen vrijwillig of per ongeluk in de branding en ook Regina lijkt te kiezen voor the most happy end als ze zich laat omgeven door golven. Ze beperkt zich gelukkig tot het spelen met deze droefgeestige gedachte.

Slechts eenmaal wordt de betovering van Northern Classic verbroken wanneer scratcher DJ Crazy Cuts en een dun hiphopritme het niemendalletje Favourite Human proberen op te leuken. Verder is het nieuwe album van Donna Regina een pracht.


Tekst: Vido Liber
Voor overige recensies kun je terecht in het archief.
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]