home

live

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

Platen

alternative, electronic, experimental, lo-fi, underground

4 september 2003

Early Day Miners Deep Harbors, City/State (mini-lp op Burnt Toast Vinyl)

Je hoeft de naald niet neer te zetten op kant B van deze mini-lp, want die wordt in beslag genomen door een gravure waarop, voor de kenners, het stadswapen van het Amerikaanse Bloomington is te herkennen. Bloomington is de huidige woonplaats van Early Day Miners. Het vage portret op de voorkant van de hoes is dat van zanger en gitarist Daniel Burton. Hij heeft de A-kant van de plaat in zijn eentje volgespeeld. Hij zingt voorzichtig, ingehouden en hees. Net als op de eerste drie volledige albums van Early Day Miners verheft hij nimmer zijn stem. De twee lange nummers doen meer denken aan de uitgesponnen tracks op het eerste album Placer Found (Western Vinyl, 2000) dan op het relatief rockgeoriënteerde derde album Jefferson At Rest (Secretly Canadian, 2003). Enkele van de trage liedjes op het debuut klokken ver boven de acht minuten zoals het filmische, melancholieke In These Hills dat niet alleen qua sfeer maar zeker wat betreft centraal muzikaal thema veel weg heeft van From A Late Night Train van The Blue Nile (op hun tweede album Hats uit 1989). Waar het laatste album soms iets teveel probeert te klinken als L'Altra, heeft het tussendoortje van Burton meer een eigen geluid.

Op een paar regels in opener Deep Harbors na zijn de twee nummers instrumentaal. Daniel Burton maakt geraffineerd gebruik van de mogelijkheden in zijn thuisstudio. In plaats van een drummer dient een doffe, elektronische basdrum als hartslag. In de verte klinken door galm opgerekte akkoorden op toetsen waarbij een van de tonen constant aangehouden wordt, iets dat wel vaker gebeurt bij Early Day Miners. Zo tekent de muzikant op muzikale wijze een wijds en vlak landschap in het tempo van een vrachtschip dat zich door de stroming de haven uit laat loodsen. Net als in het bovengenoemde In These Hills verstilt het nummer om ruimte te scheppen voor verlaten gitaarnoten. In plaats van een motief te spelen, kondigen ze ditmaal stilte aan. Daarna neemt een kalm afgestelde drumcomputer het initiatief voor een meer ritmisch ingesteld slot. Ook in City/State speelt herhaling een belangrijke rol. Een pulserend akkoord is de basis waarover Burton met zachte streken laagjes gitaar en piano aanbrengt. In plaats van voorspelbaar op te bouwen tot een denderende climax houdt hij zich volledig in. Het is zo net alsof het nummer geen begin en geen einde kent.

Of het materiaal van deze mini-lp ook live gespeeld gaat worden kun je later dit jaar zelf ontdekken als Early Day Miners Europa aandoen voor concerten. België: Opwijk, Nijdrop (24 oktober), Luik (25 oktober). Nederland: Haarlem, Patronaat (26 oktober).


12 augustus 2003

Northern State Dying In Stereo (cd op Nothern State Records)

Achter gesloten ogen zie ik dat het feestje zich afspeelt in The Village, Manhattan. Het is een benauwde avond. Tijdens de tocht, van Brooklyn naar de club, zweet de ondergrondse minstens zo heftig als mijn kamer thuis. Tegenover me, onbereikbaar, staan drie meiden op het podium. Een veilige drie-eenheid. Where you at? vragen ze. Over here! roep ik mee met de andere aanwezigen. Northern State spreekt stevige taal, geëngageerd zonder een moment een feministisch manifest door je strot te willen duwen. Net als hun inspiratie Le Tigre is politiek een drijfveer, maar dat staat een vrolijk partijtje niet in de weg. Er mag gelachen worden, er moet gedanst worden.

Hesta Prynn (Julie Goodman) is de rapster met de felle, hoge, schelle stem, shrieking like a banshee. Guinea Love (Correne Spero) heeft een lekker zeurderige, monotone, licht overslaande riot grrrl sneer. DJ Sprout (Robyn Goodmark) houdt haar stem naturel. Hun teksten zijn scherp, gevat en grappig. The country's getting ugly and there's more in store, but don't blame me cause I voted for Gore, keep choice legal, your wardrobe regal, Chekhov wrote the Seagull, and Snoopy is a beagle. Op de binnenhoes van het debuutalbum Dying In Stereo rusten ze uit, zittend aan een tafel waarop naast verkoelende drankjes ook lp's liggen. Bovenop het stapeltje ligt Songs In The Key Of Life van Stevie Wonder. De meiden kennen hun klassiekers. Hun gezamenlijke voorliefde voor old school hiphop leidde tot een eerste optreden in april 2001, een goed ontvangen demo in het voorjaar van 2002 en het voorprogramma van The Roots tijdens hun Britse tournee.

De beats zijn in Vicious Cycle een beetje jazzy vanwege de losjes gespeelde drums. In Signal Flow worden ze aangevuld met percussie en een voorzichtig basje. Alle acht nummers bevatten gastbijdragen waarvan de raggamuffin MC in het titelnummer een van de opvallendste is. De track All The Same is geschreven en geproduceerd door Kittycraft a.k.a. Pamela Valfer. Het album heeft geen vernieuwend geluid, maar klinkt wel uniek dankzij de drie karakteristieke stemmen. De ritmes, de samples en de scratches zijn minder nadrukkelijk aanwezig dan de vocalen. Slechts in het opzwepende At The Party nemen sludgy gitaren het voortouw. Verder blijft Northern State muzikaal zeer relaxt, als een vrolijke hiphopvariant van Luscious Jackson en speels brutaal als een vrouwelijke Beastie Boys.

Pitchfork geeft de plaat een 0,8, maar laat die kennis je plezier vooral niet ontnemen.


2 augustus 2003

Swirlies Cats Of The Wild: Volume Two (cd op Bubblecore Records)

Een stelletje ongeleide projectielen zijn het. Wilde, op hun staarten getrapte katten. Zeker op het podium. De optredens van de Swirlies, september vorig jaar in Amsterdam, waren op z'n ergst een vermakelijk rommeltje. Als je niet bekend was met het repertoire had je grote moeite de grote lijnen te volgen, zeker tijdens het optreden in de OCCII waar de band tamelijk doelbewust verzandde in een harde, ondoordringbare brei. Het was heel moeilijk, zo niet onmogelijk, een liedje in de chaos te ontwaren. Onlangs verschenen zeven tracks op het tweeëntwintig minuten durende minialbum Cats Of The Wild: Volume Two, een verzameling nummers die de band verspreid over de afgelopen jaren heeft opgenomen. Deze keer mag de luisteraar op zoek gaan naar de chaos in het liedje.

Damon Tutunjian en zijn kornuiten beginnen heel lieflijk met One Light Flashing "I Love You". Het liedje barst van de instrumenten, maar iedereen houdt zich redelijk in waardoor het nergens overstroomt. In het ritme van de staccato gitaar van zanger Damon en de roffelende drums van Adam Pierce voegen zich talrijke synthesizers. Synthetische strijkers en de tekstloze achtergrondzang van Seana Carmody vullen aan in het refrein en tussenstuk. Net als bij de overige nummers is het liedje poppy, maar lukt het me na tien keer luisteren nog steeds niet met de vocalen mee te zingen. Hoe doen ze dat toch? Het noemen van vergelijkbare muziek en eventuele invloeden gaat me daarentegen stukken gemakkelijker af. Het woestere Give Us Moon Rocks! lijkt een collage van Amerikaanse en Britse indierock. Het basloopje in het intro doet denken aan Careful van Sebadoh, de voorzichtige, dreinerige zang had op een plaat van Pale Saints kunnen staan en het tremologebruik is typisch My Bloody Valentine. De zwaar vervormde noisepop van MBV's Isn't Anything is nadrukkelijk aanwezig in Sleepytime. Het door Damon in zijn eentje opgenomen Indian Ocean Nosedive had net zo goed een demo van The Boo Radleys kunnen zijn.

De cd eindigt vaag met een flauwe afterbeat in Rare Moment en het onvoorspelbare Little Tail waarin alleen de ritmebox ongestoord onveranderlijk doortikt. Verder fluistert en klungelt Damon in zijn viersporenstudio te Hoboken maar wat aan op de snaren. Na een paar minuten stilte keert de chaos een klein kwartier lang volledig terug in de bonustrack. Echt zo'n bonus waar je geen tweede keer naar wilt luisteren. Cats Of The Wild: Volume Two is een ongepolijst tussendoortje met voldoende mooie momenten om uit te kijken naar een volledig vervolg.


22 juli 2003

Colleen Everyone Alive Wants Anwers (cd op Leaf)

Het maakt me niet uit hoe een plaat tot stand is gekomen. Het kan me niet schelen dat de laptopmuzikant de noten willekeurig met de ellebogen heeft ingespeeld, dat de I Ching is geraadpleegd alvorens muzikale keuzen zijn gemaakt of dat een band middels digitale montage veel rechter speelt dan op het podium. Het resultaat telt. Als een album mij bevalt heb ik niet de behoefte achter het gordijn van de tovenaar te kijken. Ik heb pas een problemen als ik kan horen hoe een plaat is gemaakt. De cd draait en ik zie de muzikant in haar thuisstudio zitten, een sampler op haar schoot. De huiskamer bevindt zich in Parijs en de vrouw achter de knoppen heet Cécile Schott. Ik kan niet horen welk merk sampler ze gebruikt, maar ik hoor wel op wat voor eenvoudige wijze ze de flarden muziek omzet in loops. De eerste dag dat ik eindelijk mijn tegenstribbelende Mirage een klein beetje onder knie had, nu alweer meer dan tien jaar geleden, maakte ik precies dezelfde muziek. Sterker, iedereen die de eerste pagina's handleiding bij een willekeurige sampler kent is in staat dit soort muziek voort te brengen.

Colleen lijkt niet eens haar best te willen doen de geleende geluiden te bewerken. De sample is het nummer. Ze is snel tevreden met een paar geslaagde gitaarnoten of twee maten uit een orkeststuk (inclusief tikken van de plaat). Ze herhaalt ze enkele minuten, eerst op normale snelheid, dan een octaaf hoger en vervolgens een octaaf lager. Eerst apart en dan weer door elkaar heen. Om niet al te voorspelbaar te zijn voegt ze er aan het eind van Ritournelle nog een vreemde interval aan toe. Bij Goodbye Sunshine heeft Colleen op het knopje gedrukt waarmee samples automatisch achterstevoren worden afgespeeld. De samples zijn rauw en veelal onbewerkt. Ze ruizen en zijn niet allemaal even netjes opgenomen. De ruis in I Was Deep In A Dream... is harder dan de rest van het nummer, net alsof bij mij buiten op straat het wagentje van de Gemeentereinigingsdienst voorbij rijdt en langs de stoepranden veegt.

Bij de eerste paar luisterbeurten was ik totaal niet onder de indruk van Everyone Alive Wants Anwers. Om niet met een miskoop te blijven zitten, nam ik me voor bij latere luisterbeurten niet te denken aan de componeermethode. Het koste enige moeite, maar het werkte, want nu viel pas op hoe mooi de snippers muziek zijn en hoe de optelsom van tracks zorgt voor een consequent aangehouden somber gevoel. De herhalende patronen worden een enkele keer aangevuld met buitengeluiden, zoals de mussen in het titelnummer, de kinderstem in Carry-Cat en de hartslag in A Swimming Pool Down The Railway Track. Samplen is kiezen en Colleen maakt de juiste keuzen. Zonder vooroordelen hoor ik dat het album van Colleen niet alleen mooi is, maar op sommige momenten zelfs aangrijpend, zeker wanneer haar machine verandert in een weemoedig klingelende speeldoos.

Ik luister nog een keer en leer mezelf aan niet te bang te zijn voor eenvoud.


19 januari 2003

Cheech Wizard - Forth (cd op Zabel Muziek)

Cheech Wizard maakt het de luisteraar niet gemakkelijk. Dat is een hele geruststelling.Voor een eenvoudige meezinger of jolige dijenkletser ben je bij de Zuid-Hollandse band aan het verkeerde adres. Hun vierde album Forth laat rockmuziek weerkaatsen via een lachspiegel zodat het in onvoorspelbare vormen op je af komt. Bij beluistering valt niet op dat, op het openingsnummer na, alle drums en de meeste baspartijen in 2001 apart in een studio zijn opgenomen. Pas later, in de periode 2001-2002, is in de huiselijke omgeving van zanger Martin Ruiten de rest van de band toegevoegd. Ondanks deze methode klinken de complexe nummers als een geheel en wordt knap de indruk gewekt dat alles live is ingespeeld.

Een slepende drumtrack opent de plaat. Bas en akoestische gitaar volgen. Daaronder verborgen liggen de akkoorden van een elektronische piano. De wijze waarop de instrumenten bespeeld worden geeft Bystander de suggestie de rust van korte duur is. Je vermoedt dat elk moment een onverwacht luid moment die rust gaat verstoren. Je kunt alleen niet voorspellen wanneer dat gaat gebeuren. Cheech Wizard houdt zich in eerste instantie in. Stiltes bieden ruimte aan de gitaar. In de breaks wordt bandruis als instrument gebruikt. Net als in de opener geven de drums in het tweede nummer It het startsignaal. Ditmaal in de vorm van snelle tikken op de ride-bekken. Zang en gitaar trekken zich nauwelijks iets aan van de maat. De loopjes op de snaren maken telkens een nieuwe wending, maar wel met hetzelfde thema als basis. De herhaling valt niet op vanwege variatie in timbre. De band heeft moeite zich nog lang in te houden en geeft de zware, meer vervormde maten spaarzaam een plek.

Pas in This Is What I Do goochelt Martin vrij met zijn ongepolijste, acrobatische zang. Hij is dan nadrukkelijk aanwezig. Gekunsteldheid licht op de loer, maar bespringt de luisteraar gelukkig niet, ook niet in Pathloser, het nummer waarin de zang op zijn heftigst is. In meerdere nummers onttrekt de stem zich aan de onnavolgbare logica van de begeleiding en trekt hij zijn eigen route. Net zo vaak volgt hij met groot gemak de onvoorspelbare loopjes en riffs. Over snelle roffels op de snare en een logge bassen legt de gitaar jazzy noten. De abrupte stemmingswisseling maken de muziek vaak ongrijpbaar, zelfs na meerdere keren luisteren. Het onregelmatige ritme in Let It Rest doet het nummer klinken als een Metal Molly die uit wiskundeleraren bestaat. Het popgevoel is bruusk weggesneden. Cheech Wizard combineert de traditie van de Amerikaanse gitaarunderground met speelse Belgische verrassingen. Het album Forth kietelt op die wijze aangenaam het intellect en niet zozeer het gevoel.


Tekst: Vido Liber
Voor overige recensies kun je terecht in het archief.
[home] - [live] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]