home

agenda

platen

artikelen

film

vido?

archief

email

Vido's LogZine

mei 2004

week 22

zondag 30 mei

Zaterdagmiddagzon

Midden op het terrein van het Binnengasthuis, op de plek waar de weg zich scheidt richting Staalstraat en de Nieuwe Doelenstraat, brandde de zon op gerieflijke banken die in een halve kring voor het tijdelijke podium waren gezet. Als je ging zitten dreef je direct in je eigen zweet en anders wel in het zweet van de persoon naast je. Het UvA Cultureel festival in en rondom CREA was in volle gang. Binnen in het cafeetje moest ik me een weg banen tussen tientallen nerveus kwebbelende studentes. Ze werden gadegeslagen door een aan de bar zittende middelbare man, eenzaam nippend aan een pilsje. Hij slaakte onhoorbaar een verdrietige zucht. Terug in de zon testte Damer de versterkers en monitoren nog eenmaal uit. Al vanaf hun eerste maten doken achter het podium, bij de hoofdingang van CREA, een clubje van vijf zwarte jongens op. Ze sprongen wild heen en weer. Een van hen stak wijsvinger en pink zover mogelijk omhoog terwijl een ander luchtgitaar speelde. Dansend kwamen ze dichterbij tot aan de zijkant van het podium.

Tijdens het vlottere repertoire van Damer zetten de jongens elkaar om beurten in beweging en gingen ze achter elkaar staan voor het uitbeelden van een vliegende meerarmige Hindoegod. Twee van hen doken, rolden, draaiden en buitelden over de grond. Breakdancing tijdens Damer. Daar hadden we zeker niet op gerekend. Het gejoel en het applaus na elk nummer was dan ook zowel voor de muzikanten en hun zonnige liedjes als voor de dansers. De jongens zouden deze middag waarschijnlijk ook impulsief gedanst hebben als ze voorbij waren gelopen tijdens hoogtepunten uit La Belle Hélène van Offenbach, gezongen door operettevereniging Pro Burletta. Die gedachte mocht de pret geenszins drukken. Op hun spontane dans volgde na afloop van Damer even spontaan enkele vocale nummers waarin de tweespalt direct opviel en waaraan je kon horen dat de vriendenclub spoedig uiteen zou vallen in gladde r&b en onverkoopbare Engelstalige hiphop. Een meisje van de organisatie vroeg ons na de korte set of we haar wilden volgen voor het vervolg van het programma. In de theaterzaal van CREA coverde cabaretier Thijs van Domburg een gevoelig liedje van het koekjesmonster uit Sesamstraat. Dat hadden we toch echt niet willen missen.


dinsdag 25 mei

Geschiedenisjes

Tien jaar geleden verscheen de eerste druk van Een Kleine Geschiedenis Van Amsterdam van Geert Mak, een paar jaar geleden kreeg ik de vierentwintigste druk als verjaardagscadeau en pas de laatste dagen verdiep ik me in de hoofdstedelijke verhalen uit lang vervlogen tijden en vraag ik me af hoe er gezongen werd in de interieurs van middeleeuwse huizen in de grachtengordel. Halverwege het boek, lezend over heksenverbranding, radbraken en waanzinnig geworden kooplieden, mis ik de volksliedjes en maak ik het gemis goed door over de muziek van toen te fantaseren en daarna te schrijven over de liedjes die te horen zijn in de jonge kleine geschiedenis van Amsterdam.

zaterdag
De OCCII is een publieke huiskamer. Afgelopen zaterdagavond hingen slingers aan het plafond. Even dacht ik dat Zabel Muziek een verjaardagsfeestje vierde aan de Amstelveenseweg, maar het Utrechtse label was nog lang niet jarig. De restanten van een voorbije kinderfuif pasten goed bij de gemoedelijke sfeer in het redelijk goed bezochte pand. We vs Death opende krachtiger dan ik ze ooit heb gehoord. Het instrumentale repertoire is al enige jaren onveranderd gebleven. In plaats van nieuwe platen maakt de band slechts nieuwe hoezen bij oude platen. Het gebrek aan vers materiaal is eigenlijk een teken van slapte, maar de bandleden lieten horen dat het juist goed is oud materiaal te herkauwen. Ze hebben hun repertoire nu volledig in de vingers en kunnen elke verandering in maat- en toonsoort zelfs in hun slaap uitvoeren. Dat leverde in wakende toestand een set op zonder terughoudendheid en een zelfverzekerd hoog volume. De droogkomische terzijdes van de trompettist tussen de nummers doen hem ooit eens belanden op de finale van Cameretten. Na We Vs. Death vormde Soda P een mooie afsluiter van de avond. Zeer berekend klonken lange heldere zangnoten over onrustige, rechtgetrokken kromme ritmes. Veel te bescheiden als ze zijn waren de bandleden zelf na afloop minder tevreden over de set dan het enthousiaste publiek.

zondag
Een dag later kwam ik Soda P opnieuw tegen, ditmaal tijdens een muzikale verrassingtocht langs enkele huiskamers in het oostelijke gedeelte van de stad. De derde editie van het huiskamerfestival Wijsjes Uit Het Oosten ging van start aan de Tilanusstraat bij The Whipper Wails, een traditionele folkband met drie bebaarde Amerikaanse broers op gitaar, banjo, een ontstemde piano en zang, aangevuld met wasbord, vrouwenzang en staande bas. Een kleine vijfentwintig man/vrouw vond een plek in de eenkamerwoning, op de bank, tegen de muur, leunend tegen een kast, in de serre bij de drankjes en zelfgemaakte hapjes, de keuken en, speciaal gereserveerd voor de rokers, bij het raam in de achtertuin. Ze knikten met hun hoofden op uitbundige meerstemmige folk die werd afgewisseld met ingetogen liefdesliedjes waarvan er eentje in gebroken Nederlands. De hele club stak het Oosterpark over naar de Commelinstraat voor een tussenstop in een verlaten minigalerie. Bas van Pfaff en Seedling droeg enkele gedichten voor tussen spinnenwebben terwijl augurken en brandy werd geserveerd. De op de witte wanden gekalkte geldbedragen waren het laatste bewijs dat aan de lege muren ooit schilderijen hebben gehangen. Aan de andere kant van het spoor, op de bovenste verdieping ergens in de Makassarstraat, bood Jeremy van Soda P obscure drankjes aan en zong hij zittend bij het raam, zichzelf begeleidend op akoestische gitaar en af en toe spiekend naar akkoorden en teksten in zijn notitieblok. In het kleine, maar zeer internationale gezelschap (met naast Nederlanders ook Amerikanen, Denen, Fransen en Britten) kon je tijdens een Franstalig liedje aan de glimlach zien wie er uit Frankrijk kwam. Een paar straten verderop had Empee van Solbakken zijn kamer geleegd om iedereen een plek te gunnen. Aan de muur hingen kunstwerken van zijn Amerikaanse vrouw Gloria. Terwijl beneden op straat de stad genoot van het halve zonnetje, en voetgangers, fietsers, auto' en trams passeerden, begeleidde Empee half improviserend de blues en de gedichten van Gloria. In haar voordracht waarde de geest van The Last Poets. Haar meest geengageerde bijdrage was het verhaal Four Blind Rats over Amerikaanse agenten die vrijuit gingen na de moord op een ongewapende zwarte man.

Het laatste adres in de muzikale zoektocht leidde naar een kantine naast het spoor, vlakbij het Muiderpoortstation, op een afgesloten gemeenteterrein dat binnenkort op de schop gaat. In de ruimte naast de kantine hield een eenzame kip haar kuikens warm. Het dier schrok niet van het lawaai van de twee drums, de gitaar en het gekrijs van afsluitende act Pfaff. Tijdens hun optreden werd meegezongen en wild gedanst in de kleine ruimte. Een van de organisatoren van het festival durfde het met zijn beschonken kop zelfs aan op het aanrecht achterin te springen, wild zwaaiend met zijn armen en behoedzaam bukkend omdat het plafond eigenlijk veel te laag was voor zijn capriolen. Het gedruis van dubbele drums kon de kleine ruimte nauwelijks ontsnappen. Ze overstemden de rood aanlopende zanger Bas en joegen me oorverdovend naar het gangetje waar ik via een raam de band perfect vanaf de zijkant kon gadeslaan. Wijsjes Uit Het Oosten eindigde net als vorig jaar met een gemoedelijk dronken chaotisch open podium voor losgeslagen dubbele drumsolo's, liedjes van Louisa Lilani & John Prop (voor het eerst begeleid op drums) en grappig wankele country door Empee. Achterin de bar vonden we een doosje met de cassettes die de gemeentewerkers er hadden achtergelaten. Lion Richy stond op een van bandjes gekrabbeld. Ideale muziek om de laatste voorraad drank en eten op te maken. All Night Long luidde voor mij de avond uit. Een hoofdstuk in de kleine muziekgeschiedenis van Amsterdam was voorbij.


week 21

zaterdag 22 mei

Amstel

Na een tijdje stilte is er gelukkig weer een Amstel Festival in aantocht. De 15e editie vindt zaterdag 26 juni plaats in Desmet met optredens van Lone Pigeon uit Schotland, Cyann & Ben uit Frankrijk, Adrian Crowley uit Ierland en Amute uit België. De namen zeggen me eerlijk gezegd niets (misschien dat enkele acts thuis op compilaties zwerven), maar dat is juist het aantrekkelijke van het festival. Tijdens eerdere edities viel er altijd wel iets moois te ontdekken. De toegang is gratis, reserveren is verplicht.

Camera's

Zelfs tijdens optredens van bandjes ontkom ik niet aan film. Vorige week kroop, rolde en buitelde een overactieve cameraman over het podium van de Oude Zaal in de Melkweg. Het liefst leek hij in broek van de gitarist en de zanger van Gem te willen kruipen, maar aangezien dat praktisch onmogelijk was en zeer zeker niet gewenst beperkte hij zich tot close-ups van handen, voeten en vooral achterwerken. Voor het podium zwierven nog meer camera's. Het leek wel alsof de band gesurveilleerd werd. Geen enkele beweging mocht ongeregistreerd blijven. Gem deed erg zijn best zich niets aan te trekken van de spiedende ogen. Gisteren nam TV Mortale twee optredens op tijdens de maandelijkse avond in de Winston. Twee camerajongens liepen heen en weer door ons gezichtsveld. Soms moesten we zelfs een stap opzij doen tijdens een totaalshot. De langste van de twee filmers had grote moeite de toetsenist/zanger van King Me in beeld te krijgen aangezien het van Sin Ropas geleende harmonium haar uit beeld hield. Tijdens close-ups van neusgaten werden de zangers van King Me en tweede band Club Diana totaal aan ons zicht onttrokken. Je zou er bijna door vergeten naar de muziek te luisteren. Geen wonder dat afsluitende act Jaap Boots & De Natte Honden niet opgenomen wilde worden. Om het gemis aan camerabewegingen te compenseren probeerde ik me op de muziek te concentreren door samen met M. de rijmwoorden te raden, maar dat viel met zoveel binnenrijm helemaal niet mee.

Om een lang intro kort te maken: er staan alweer twee films besproken in de daarvoor ooit in het leven geroepen en onlangs gereanimeerde rubriek. De muziek moet je er zelf bij bedenken.


donderdag 20 mei

Kusplaats

Verleid door Piano Magic


woensdag 19 mei

Thuis

Verhalen in 1.85:1 en 2.35:1


maandag 17 mei

Speelgoed

Speelt er hier vanavond nog iets dat de moeite waard is? vroeg de jongen bij de ingang van Paradiso, vlak voordat ik naar binnen ging.
Het hangt er vanaf waar je zin in hebt, antwoordde ik hem.
Ik ben met een groepje Amerikanen op stap en op zoek naar wat leuks.
Die kunnen beter naar een discotheek op het Leidseplein, dacht ik. In mijn gedachten hoorde ik het gezelschap aan de bar van de grote zaal luid klagen over de saaie, onverstaanbare meneer met baard en gitaar op het podium. Iron & Wine zou het me niet in dank afnemen als ik ze zomaar naar binnen loodste.
De Nederlandse jongen had het Paradiso-programma erbij gepakt en wees naar Blonde Redhead. Een van de Amerikanen uit het groepje keek over zijn schouder mee en ik besloot een laatste test uit te proberen.
Do you know Sonic Youth?
Sonny U?
Geduldig spelde ik de naam van de band uit New York waar sommige oudere nummers van Blonde Redhead enigszins mee te vergelijken zijn.
Aha, Sonic Youth. Er leek een lichtje te gaan branden in de jonge ogen. That's hiphop, right?
Ik raadde ze aan om toch vooral weg te gaan en pas rond een uur of elf terug te komen voor de Noodlanding. Veel heeft hun afwezigheid tijdens Iron & Wine helaas niet geholpen. Het ontzettend stille concert van Samuel Beam en zijn eveneens flink bebaarde maatje op extra gitaar werd overstemd door een onophoudelijk gemurmel waar af en toe een luide schaterlach uit opdook. Een vertoning zo pijnlijk dat ik het laatste akkoord niet durfde af te wachten en stilletjes de zaal verliet.

Voor meneer Whip, de man met pet van Timesbold, was rumoerig Amsterdam geen geheim meer. Tussen twee nummers vertelde hij vroeger stillere liedjes te spelen, maar dat zijn repertoire na een optreden in de hoofdstad een stuk luider is geworden. Me kleiner makend om zo ruimte te sparen in de afgeladen bovenzaal probeerde ik een glimp van Timesbold op te vangen vanachter drie luid grappen makende lolbroeken. In de verte meende ik te ontwaren dat de Amerikaanse band een opgewekte set treurliedjes speelde met alle hoogtepunten van de twee albums. Ik maakte me niet druk over de verre van ideale omstandigheden, want ik had aan het begin van de avond het hoogtepunt van de vijf bands op donderdag de 13e mei al mogen bijwonen. Twee Amerikaanse zusjes betraden stipt om acht uur de kleine zaal. Bianca Cassady met witte matrozenpet op, sigaret in de hand en een krullend snorretje boven haar lippen getekend. Haar zus Sierra in wit gewaad boven een doordeweekse spijkerbroek. Bianca legde een elektronisch speelgoedinstrument op haar schoot en liet het piepen en fluiten als een te hard afgesteld computerspelletje. Cartoonstemmetjes ontsnapten aan een speelgoedautobus. Sierra tokkelde op haar akoestische gitaar en liet haar stem vibreren als een volleerde operazangeres. Haar zus zong mee met krakende stem, gelijkend op een Japanse Billie Holiday, woordjes murmelend alsof ze vier jaar oud was, voorzichtig jodelend als een licht gestoorde Cat Power, zingend over primaire zaken: de kleur van de hemel, God, de liefde en het leven. In de speeltuin van CocoRosie werden abstracte vormpjes in het zand gedrukt met hulp van folk, blues, gospel, opera en, dankzij een Franse gastrapper, hiphop. Tussen de lippen en de tong van de kleine zwarte rastaman zaten bassdrum, hi-hat en de rand van een snaredrum verstopt. Het opeengepakte publiek keek met open mond toe alsof een sprookje voor hun ogen tot leven kwam.

De hoofdact van de avond, en de oorzaak van een behoorlijk volle grote zaal, was Blonde Redhead. In 1995 stuitte ik toevallig op de band na aanschaf van de compilatie met live-opnamen vanuit The Threadwaxing Space in New York (Threadwaxing Space Live : The Presidential Compilation 1993-1994) en sindsdien volgde ik Blonde Redhead via singles en albums en probeerde ik ze elke keer te zien als ze de hoofdstad bezochten. Zangeres/gitariste Kazu was niet altijd in een goede bui, maar als ze er in zin had verzorgde het trio intense optredens. Het laatste album Misery Is A Butterfly heb ik na bestudering op de luisterpaal van 3voor12 laten liggen in de schappen. De plaat klonk me te zoet en te gemaakt. Het miste het scherpe en het rauwe dat me op eerdere platen zo aansprak. Het gehijg en gekir van Kazu kwam me teveel over een als een maniertje en de opgeklopte vioolpartijen als een sluiergordijn voor gefingeerde emoties. Mijn vrees dat de band me ook live zou teleurstellen werd helaas bewaarheid. Geestdrift en intensiteit ontbraken en als daar al sprake van was ging het verloren in de voor het trio veel te grote zaal. Kazu en de tweelingbroers Pace waren niet bij machte het podium eigen te maken. Slechts een nummer of zes à zeven hield ik het vol, maar de afstand tussen band en mij bleef te groot. De herinneringen aan vorige, geslaagde concerten voelden dichterbij aan. De nummers kleefden aan elkaar dankzij getapete pauzemuzak en drummer Simone Pace trok de liedjes in een te strak zittend keurslijf. Ik luisterde en voelde niets. Een paar nummers hoopte ik op verandering, maar het bleek tevergeefs.

Ik pakte mijn jas, sprong op de fiets, spurtte door het donkere Vondelpark, gooide mijn fiets tegen een hek langs de Amstelveenseweg en kwam precies op tijd de OCCII binnen, vlak voordat de drummer van Noxagt zijn eerste, kale klappen op de trommels sloeg. Tussen elke klap viel een stilte, wat een spanning opleverde die ik na het optreden van CocoRosie, uren eerder op de avond, node had gemist. Het Noorse trio vulde de kleine ruimte met log instrumentaal lawaai. Bassnaren als scheepskabels bungelden laaggestemd aan de gitaar en krassende knar Nils Erga streek dusdanig wild op zijn elektronisch versterkte en vervormde viool dat het instrument klonk als een bezeten gillende draailier. Precies wat ik nodig had om geleidelijk weer bij bewustzijn te komen.

Fireflies bleef overigens wel tot aan het laatste akkoord in Paradiso, dus check zijn site zeker even voor als je meer over het optreden van Blonde Redhead wilt lezen.


week 20

woensdag 12 mei

22

Wat een avondje k-TSJOEM in Paradiso zo aantrekkelijk maakt is de wonderlijke mix van stijlen. Het kan de organisatoren niets schelen dat bands elkaar muzikaal bijten. Het is zelfs de bedoeling dat binnen een programma de zeer uiteenlopende genres tegenover elkaar staan. Zo ontdek je nog eens wat. Vorige maand werd op eerste Paasdag de morsige blues van The Black-Eyed Snakes (het zijproject van Low-zanger Alan Sparhawk) afgewisseld met de gesnoeide en verhaspelde samples en breakbeats van muisklikker Mochipet. De 22ste editie werd gisteravond geopend door de uit Groningen overgevlogen The Waistcoats. Gestoken in kleurige Sgt. Pepperpakjes (sinds Gem blijkbaar een nieuwe trend) zongen drie al wat oudere heren vrolijke Nederbeat met hier en daar een bluesschema en een enkele keer een dreinend orgeltje. De cool rockende bassist/organist had je favoriete maatschappijleraar kunnen zijn en de drummer leek in zijn pak sprekend op Pommetje Horlepiep. Vergeleken met soortgelijke bandjes was het optreden net iets te braaf, maar de driestemmige koortjes vergoedden veel. We gingen de nacht in met wereldse psychedelica van The Magic Carphatians uit Polen. Vanuit de schaduw van haar pet vertelde Anna Nacher zelf niet te weten hoe hun muziek te omschrijven. Elke suggestie was welkom. Ze ging zitten, bewerkte haar gitaar met drumstok, EBow en andere voorwerpen en liet de dromerige geluiden uit de snaren door de bovenzaal weerkaatsen. Ze zong afwisselend in Pools en gebroken Engels. Haar partner Marek Styczynski zat naast haar. Zwijgzaam sloeg hij op akoestische snaren, blies hij door de didjeridoo en floot hij op exotische blaasinstrumenten. Een derde, bebaarde muzikant vulde het instrumentale getij aan met fraai ogende fluiten, percussie en geluiden uit een draagbare memorecorder. Tijdens het optreden van The Magic Carphatians wenste ik mezelf gewichtloos, maar kijkend naar mijn buik zag ik dat ik het letterlijke zweven wel kon vergeten.

De verrassing van de avond was een trio uit Utrecht. Ik had Lushus de afgelopen jaren al enkele malen gezien, maar nog niet met nieuwe bassiste Merel. Sinds begin dit jaar versterkt ze de band en het lijkt alsof de nummers door haar aanwezigheid meer zijn gaan vlammen. Niet eerder zag ik zangeres/bassiste Sascha zo relaxt en met zoveel lol op het podium staan. De duchtig drummende Jorg vergrootte de feeststemming door boven zijn ontblote torso een hoge hoed en zwarte vlinderdas te dragen. De basnoten kringelden net zo melodieus om elkaar heen als bij het basduo Dos en hadden een stevigheid die de concurrentie aan kan met de duellerende bassen van Cop Shoot Cop. Gecombineerd met bewuste en onbewuste invloeden van No Means No, Dog Faced Hermans en Erase Errata (vooral dankzij de inbreng van de vrijelijk schetterende gasttrompettist). Een in Nederland uniek geluid. Binnenkort speelt de band opnieuw in Amsterdam, om precies te zijn op 1 juli samen met Gone Bald in de Volta. Een nieuw album is in de maak.


week 19

zaterdag 8 mei

Redband

Nikki had iets meer verwacht van het laatste optreden van Kaito's tournee en het allereerste optreden op een Nederlands podium. Het koste haar al moeite de bezoekers meer naar voren te wenken en toen ze eenmaal redelijk in de buurt van het podium stonden werd nauwelijks bewogen, laat staan uitzinnig gedanst. De zangeres/gitarist haalde haar schouders op en keek even naar bassiste Gemma die er ook wel om kon lachen. Iets nonchalanter dan gewoonlijk bulderde de Britse band door oud en vooral nieuw repertoire met flink wat nummers van hun onlangs verschenen album Band Red. Beschenen onder witte spotlichten blonken de gezichten van de Britten nog bleker en contrasteerde hun huid fel met hun zwarte, door plakband bij elkaar getapete kledij. Nikki's zwart omringde ogen priemden tussen lange zwarte lokken. Haar scherp afgestelde gitaarakkoorden piepten en kraakten luid uit de versterker. Ik stond precies in de vuurlinie. Gelukkig had ik zo dichtbij goed zicht op de capriolen van de kleine gitarist Dave. Hij sprong heen en weer tussen versterker en microfoon, zijn handen nerveus snel glijdend over de hals, ritmisch trappend op de vele effectpedalen voor zijn voeten. Hij moest er enkele keren bij gaan zitten, draaiend aan en drukkend op knopjes, waar nodig gebruik makend van zijn ellebogen. Veel van de gierende uithalen vergezelde hij met op de maat afgesneden kreten. Iedereen in de band gebruikte de stem als extra instrument, zichzelf en de andere muzikanten zo extra opjuttend, soms schreeuwend als een rebellerende meidenschoolklas. Drummer Dee sloeg onstuimig meerdere malen een bekken tegen de vloer.

Feedback gierde door het zaaltje. Een man met geluidsmeter probeerde tevergeefs de band duidelijk te maken dat ze de limiet ver aan het overschrijden waren. De bandleden schonken geen enkele aandacht aan hem, waarna hij het apparaatje in zijn broekzak stopte en een sigaret rolde. Bij elk nummer riepen C. en ik boven het lawaai uit welke invloeden we meenden te horen. We kwamen woorden tekort. De feministisch opstandigheid van Huggy Bear, de onbesuisd ranzige riffs van Yeah Yeah Yeahs, de gillende gitaareffecten van Melt Banana. Allemaal gebracht met jeugdig elan zonder tekenen van vermoeidheid te tonen. Na afloop hoorde ik bezoekers reppen over Au Pairs en Malaria en andere met hoofdletters gemarkeerde lemma's uit een encyclopedie vol vrouwelijke (post)punk. Dezelfde mensen vertelden dat Kaito vroeger een stuk ruiger klonk. Met de huidige ruigheid kon ik al prima leven en ik bleek niet de enige. Zoals vaker in een Nederlands popzaaltje en zeker in Ekko te Utrecht bleek het apathisch toekijkende publiek (waaronder zeer veel Amsterdammers) veel enthousiaster dan je uit hun lichaamshouding had kunnen afleiden. Opgewonden schreeuwend en klappend dwongen ze een toegift af. Het was voor Kaito net een nummer teveel, want instrumenten haperenden lichtelijk waardoor het bandgeluid voor onze ogen uit elkaar viel.

Een paar dagen eerder:
Xiu Xiu op plaat trek ik niet vanwege de bijkans hysterische zang, maar live is de Amerikaanse band heel speciaal ondanks de veel te serieuze, aanstellerige zanger Jamie Stewart. Aan intensiteit geen gebrek in de bovenzaal van Paradiso. Ik vergat even de vervelend kletsende sujetten om mij heen en werd meegetrokken in Jamie's leed. Zijn stem bibberde en sloeg over van de kunstmatig opgeroepen emoties. Hij werd slechts terzijde gestaan door een zwijgzame en verdacht veel op een jonge Mia Farrow lijkende vrouw. Ze hield de voorgeprogrammeerde begeleiding in de gaten, trok aan het Bina harmonium en tikte enkele malen op tempelbellen. Als Jamie geen gitaar vasthield ging hij naast haar staan en pompten ze beiden met hun linkerhand lucht door de twee harmoniums uit India die voor hen op een verhoging stonden. De stevige momenten waren omgeven door wispelturige elektronica en de verstilde nummers werden gefluisterd. De op eenvoudige wijze gespeelde harmonieën en songstructuren klonken soms zo complex dat ik me wel gedwongen voelde de nummers later, thuis en op mijn gemak, eens uitgebreid te analyseren.

Het contrast was immens tussen de plechtige ernst van Xiu Xiu en het feestje van het afsluitende trio Numbers uit San Francisco. De in zwart-wit gestreepte T-shirts geklede Indra, Dave en Eric kwamen op met opgeblazen, oranje Koninginnedagkroontjes op het hoofd en werden aangekondigd door een jonge, tengere en vooral dronken Brit die zich daarna op de vloer binnen luttele seconden ontpopte als een van de wildste dansers in het gezelschap. Een ritmebox van Casio tikte af en de groep stelde zich voor in We're Numbers. De kroontjes werden daarna terzijde gegooid om niet afgeleid te worden tijdens het spelen van de machinale postpunk. Indra drumde haar dansbaar houterig ritmes onderwijl songteksten roepend als slogans. De op gitaar schrapende Dave riep luid mee en toetsenist Eric liet de bassen uit zijn Moog knorren. Dat het tweede album In My Mind All The Time eigenlijk precies eender klinkt als het debuut en dat eenvormigheid als een donkere wolk boven het repertoire hangt was ik door de in snel tempo gespeelde, opbeurende herrie helemaal vergeten. Numbers had een gewillig publiek tegenover zich, een publiek dat ze eigenlijk al eerder verdienden bij hun Amsterdamse debuut maart vorig jaar. De DJ draaide na afloop een nummer van mijn favoriete band This Heat, maar helaas op een moment dat Paradiso zich in het vacuüm bevond tussen bandjes en Noodlanding. M. bood de plaatjesdraaier uit dank een biertje aan.


maandag 3 mei

Uitbarsting

De invasie van oranje hordes op 30 april ontwijk ik elk jaar het liefst door me thuis op te sluiten. Ik ben er liever niet bij als de hoofdstad wordt besmeurd met plastic bekers, glas, vertrapte bierblikjes, slingers, leeggelopen ballonnen, verbogen kroontjes, confetti, kots en urine. Na afloop van het onvermijdelijke festijn rijd ik een week lang via een omweg naar het centrum om mijn fietsbanden te behoeden voor glasscherven.Vrijdag maakte ik een eenmalige uitzondering en trotseerde ik de slenterende massa's voor de Eenmalige Uitbarsting die Scram C Baby had georganiseerd in Paradiso, een feestje in de nabijheid van het door hordes beschonken feestvierders bezette Leidseplein. Mijn fiets parkeerde ik veilig buiten de oorlogszone en met een valse glimlach probeerde ik de paar honderd meter tussen Stadhouderskade en de ingang van Paradiso ongedeerd te bereiken. Het programma bleek daar voor aanvang van de eerste band al tien minuten uitgelopen waardoor ik het El Rio Trio mocht horen aftikken op de vloer van de grote zaal. Familie en kennissen deden een voorzichtig dansje op de in Hawaiian T-shirts gestoken rock-'n-roll. Peuters joegen bezeten rennend op de honderden witte en zwarte ballonnen die bezaaid lagen over de grond. Sommige rokers doofden er met luide knallen hun sigaretten op uit. Andere volwassen bezoekers toonden in slowmotion hun voetbal- en handbalkunsten.

Vijftien bandjes wisselden elkaar af in beneden- en bovenzaal. Het was allemaal te feestelijk om er met de oren van een recensent naar te luisteren, maar sommige bands waren zo geïnspireerd dat hun korte maar gedreven sets niet onvermeld mogen blijven. LPG (door de onzichtbare presentator aangekondigd als Love, Peace and Gappiness) klonk minder rammelend dan voorheen. De merendeels rustige, ongrijpbare liedjes gingen er nog meer door sprankelen. Als gimmick lieten de jonge muzikanten de pauzes tussen de nummers weg waardoor het publiek nauwelijks kon applaudisseren. Soms dachten we dat een nummer voorbij was en klapten we in wat een onverwachte break middenin een liedje bleek te zijn. Spider Rico had ik niet eerder zo strak en onverstoorbaar door hun repertoire zien scheuren. Het was nog vroeg op de dag dus dronkenschap had nauwelijks de kans gehad om de bandleden muzikaal te doen struikelen. De Haagse garagerockmaniakken benutten het volledige podium en lieten zich in de slotmomenten niet van de wijs brengen door een met ballonnen smijtende Denvis van The Spades. Jammer dat het nog zo rustig was in de grote zaal.

Van Alamo Race Track zag ik daarna in de bovenzaal slechts een staartje. Een pittig staartje overigens met een grommende synthesizer en lang aangehouden riffs. Scram C Baby vierde in de benedenzaal hun verjaardag op uiterst relaxte wijze met een ditmaal perfect afgesteld geluid en zanger John Cees als glunderend middelpunt. Na de wit rockende Bingo Trappers en het trage, doomy Hallo Venray werd de bovenzaal plotseling bezet door een heel ander publiek. We dachten even dat een gedeelte van de Leidsepleinkinderen toevlucht had gezocht in de popkerk, maar het bleken fans te zijn van het hiphopcollectief D-Men uit Diemen. Ze vierden hun eigen feestje samen met vrienden waaronder de stoere Yes-R (ik hoop zijn naam goed te hebben onthouden) die vanuit de zaal zijn nieuwe publiek in eerste instantie argwanend in zich opnam maar vanaf het podium ons vriendelijk vroeg dichterbij te komen. In het kielzog van Raymzter maakte hij vervolgens veel indruk als talentvol rappende (kut)Marokkaan. Daar gaan we zeker veel meer van horen. Na afloop van D-Men nam de posse met aanhang direct de benen.

Gem kwam rechtstreeks van een Koninginnefeestje uit Nijmegen overgevlogen. De gitaristen trilden ongezien op hun benen omdat ze in alle haast hun avondeten hadden moeten overslaan. Gitarist Bas liet zich niet van de wijs brengen door een te lage suikerspiegel en ook niet door brekende snaren en een losschietende gitaarband. Zanger Maurits had zich in een oranje Sgt. Pepper-jasje gestoken en ontrok alle mogelijke tegenslag aan onze ogen door zijn charismatische performance. De jonge band speelde met een zekerheid waarmee ze de komende zomer alle festivals gaan veroveren. Naarmate de Eenmalige Uitbarsting dieper de avond in ging werd het steeds drukker in Paradiso. Ik beschouwde de verse aanwas in de zaal als een goede wisseling van de wacht en voelde me niet bezwaard om afscheid te nemen tijdens de oneindige solo's van Peter Visser. Terug naar huis ontweek ik subtiel de zatte pubers die tijdens hun exodus het afval voor zich uit trapten.


week 18

zaterdag 1 mei

Arbeid

De eerder geplande concerten van Jackie O Motherfucker, Piano Magic en TV On The Radio gaan niet door. Wat er wel in mei op de Amsterdamse podia valt te beleven lees je in de selectieve concertagenda, inclusief 29 links naar MP3's. De agenda wordt regelmatig aangevuld en aangepast.

Ballast

Een paar weken geleden zag ik, vlak voordat ik er weer op uit ging voor bandjes in de hoofdstad, een stukje uit Men In Black, in het bijzonder het fragment waarin Tommy Lee Jones middels een klein, ingenieus apparaatje ter grootte van een pen in een flits een stuk uit het geheugen van Will Smith wist. Waren dat soort uitvindingen maar in de reguliere handel verkrijgbaar en geen fantasie van de filmmakers. Dan kon ik alles wat ik tot nu toe aan platen en optredens gehoord heb uit mijn hoofd poetsen en met een schone lei en dus totaal onbevangen naar een band kijken. Aan de vooravond van alweer een onontkoombare Koninginnedag, speelden drie acts van Constellation Records in de goed gevulde bovenzaal van Paradiso en het lukte me maar niet alle kennis te vergeten die tot in de kieren van mijn hoofd lag opgestapeld. De grillige, soms zeer diepe zang van Elizabeth Anka Vajagic kon mijn aandacht zeker vasthouden, met name tijdens de spannende drumloze momenten waarbij ze enkel door viool, gitaareffecten en haar eigen gitaar werd begeleid. Een groot gedeelte van de zaal zat op de grond zwijgzaam te luisteren naar teksten over zelfmoord en andere narigheid, voorzover te verstaan. Een paar staande bezoekers wiegden langzaam op de trage ritmes mee. De magie werd helaas te vaak bedorven door matig drumspel. Meedogenloze klappen doorkliefden de liedjes in bonkige vierkwartsmaten. Dezelfde drummers verprutsten de overige twee bands van de avond en aan het enthousiasme van het publiek te beoordelen was ik de enige die daar last van had.

Aan intensiteit en inzet geen gebrek. Zowel de bebrilde mepper van Polmo Polpo als die van afsluiter Hangedup gaven zich volledig over aan de muziek. Ik kon echter geen seconde om hun middelmatige techniek heen luisteren. Roffels vielen als dronken ramenlappers van de ladder, de basdrum klopte als een ziek hart, de coördinatie tussen snaredrum en hi-hat haperde en de drummers sloegen zo hard dat nauwelijks ruimte overbleef voor nuances. Met hun gebrekkige instrumentbeheersing konden ze hun pretenties niet bijbenen. Vooral bij het duo Hangedup mochten de nummers te weinig ademen en bleef niet veel meer over dan een doorstampend oerritme waar zo te zien lekker op te bewegen was, maar dat bij mij, als luisteraar aan de zijlijn, overkwam als te gemakzuchtig herhalend zonder fatsoenlijke spanningsopbouw. De vrolijke violiste Gen Heistek probeerde haar eenvoudig repeterende gehark af te wisselen met effecten, op een wijze die ik al zo vaak en ook veel beter heb gezien (zoals tijdens het laatste optreden van Third Eye Foundation vorig jaar op hetzelfde podium). Het was alsof ik getuige was van een repetitie van The Velvet Underground, maar dan in een uitgeklede versie met slechts een strijkende John Cale en het opgevoerde trommelen van Moe Tucker.

Het kan zijn dat ik donderdag gewoonweg nog niet helemaal bekomen was van de geweldige avond in Bitterzoet aan de Spuistraat met drie Nederlandse bandjes, een paar dagen eerder. Nu bedenk ik me, al schrijvend, dat afsluitende band Blues Brother Castro afgelopen dinsdag misschien wel de muzikale variant is op de aan het begin van dit stukje gememoreerde geheugenwisser. Een goede band is in staat om je ratio uit te schakelen en muziek te laten klinken alsof je het voor het eerst hoort. Een goede band doet je alles vergeten, zowel je herinneringen aan andere bands als de zorgen over morgen. Een goede band slaat je referentiekader aan flarden. Hoe dat precies in zijn werking gaat kan ik helaas niet verklaren.

Voor de tweede maal zag ik Blues Brother Castro een zaal zich helemaal eigen maken. In de Winston lukte het ze vorig jaar niet, maar in Paradiso, een paar maanden geleden tijdens de presentatie van Silent Minority Records, was zowel het podium, de zaal, het publiek en zelfs de fundering van het gebouw geheel in het bezit van de band. In Bitterzoet liep ik tijdens hun optreden door de zaal, naar achteren, de trap op, tot op het balkon recht boven de vier muzikanten. Het monitorgeluid steeg op, langs mijn gezicht, richting plafond om daar te condenseren en weer terug te vallen op mijn kruin. Elk onderdeel van het zaaltje was doordrongen van Blues Brother Castro. Ik overdrijf natuurlijk, maar een betere omschrijving is me de afgelopen dagen niet te binnen geschoten. De band hield zich nergens in. De bandleden zaten te vol energie en hadden geen ruimte voor ingetogenheid en balladeballast. Het fonkelende repertoire deed me mezelf vergeten. Normaal gesproken waag ik me liever niet in het gewoel, maar tijdens de toegift werd ik zo aangetrokken door de energieke band en de hossende voorste rijen dat ik terug naar beneden moest en geheel los van gêne heen en weer sprong, vriendschappelijk trekkend aan en duwend tegen vrienden, bekenden en volslagen vreemden. Mijn geheugen werd zo heftig door het muzikale lawaai uitgewist dat ik na afloop bijna niet meer wist hoe ik op een fiets moest rijden. Via een hele vreemde omweg kwam ik wonderwel toch nog behouden thuis. Het vreemde is dat ik ook niet meer weet hoe Blues Brother Castro exact heeft geklonken en wat er precies op het podium is gebeurd. Het optreden is als een intense flits langs me heen gegaan en echoot na als een vage notie van iets goeds.


Oudere weblogs zijn te vinden in het archief.
[home] - [agenda] - [platen] - [artikelen] - [film] - [vido?] - [archief] - [email]