home
|
Vido's LogZine
maandag 31 maart Het verschil Hij zag eruit alsof hij een slapeloze nacht achter de rug had. De bleke Fransman liet zich door niemand afleiden. Zich voedend met nicotine en alcohol keek hij uiterst geconcentreerd naar zijn laptop. Op de tast vond hij een blikje Grolsch, blauw belicht door het beeldscherm Zonder te proeven gooide hij de inhoud leeg in zijn keel en stuurde hij de geluiden aan met zijn muis. Visueel was er verder niets te beleven tijdens het optreden van Dorine Muraille. Gelukkig zat ik op een stoel en kon ik de ogen sluiten zonder mijn evenwicht te verliezen. Zo doezelde ik vergenoegd bij de overvloed aan onbeschrijflijke geluiden die Julien Loquet tevoorschijn toverde. Voor het eerst stond het Amstel Festival volledig in het teken van elektronica. De twaalfde editie van het door VPRO's De Avonden georganiseerde festival telde zaterdag vijf acts met in totaal negen bleke knoppendraaiers en computeraandrijvers uit Nederland, Duitsland, Frankrijk en Engeland waarvan de meeste tijdens hun optreden naar eigen vingers op een toetsenbord staarden. Op zoek naar de verschillen tussen de performers vielen me vooral de overeenkomsten op. Op het eerste gehoor leken de klanken uit de stapel apparatuur van het Berlijnse duo Denzel + Huhn experimenteel. De speakers boven onze hoofden kraakten vooral. Een naald baande zich een weg door bekraste groeven. Het getik werd vele malen vermenigvuldigd tot een oorpijnigend, onregelmatig ritme. Ruis trad naar de voorgrond en camoufleerde een verre van avant-gardistische onderlaag. Stoorzenders rustten gerieflijk op een bed van lang aangehouden synthesizerakkoorden. De toegankelijke harmonieën vormden een mooi contrast met de ongelijke ritmepatronen. Videobeelden probeerden ons af te leiden. Op het grote scherm zagen we uitvergrote details van eerdere optredens door het duo. Zo groot dat we er alsnog niet achter konden komen wat de ernstig kijkende Bertram Denzel en Erik Huhn allemaal uitspookten. Atonaliteit ontbrak ook bij de optredens van AU uit Den Haag, het Britse Isan en het Berlijnse Dictaphone. De Hagenezen Paul Klaui en Jan Borchers zaten tegenover elkaar. Vele toetsenborden lagen voor hun voeten uitgespreid over het podium. Terwijl achter hen op een video Den Haag werd verduisterd tot een schimmenstad, leunden hun soundscapes op meditatieve basnoten. Rondom de elektronica herkenden we stadsrumoer en het exotische geprevel van Oosterse monniken. De monotone drones gaven de twee muzikanten veel ruimte tot improvisatie, maar toch hielden ze zich in. Roger Döring zorgde eveneens op beheerste wijze voor beschaafde partijen op klarinet en saxofoon. De galm op de mengtafel deed het meeste werk. Naast Döring boog zijn Belgische maatje en multi-instrumentalist Oliver Doerell zich over de kraakdozen. Bij Dictaphone was geen wanklank te bespeuren. Ik werd door hen niet uit de roes opgeschrikt. De stoeltjes in de Desmet Studio leenden zich uitstekend voor het ondergaan van de warme klanken. Het zelden optredende ISAN oogde aandoenlijk. Anotony Ryan en Robin Saville stonden verlegen naast elkaar achter twee Korg MS2000 synthesizers. Hun speelse deuntjes waren van kinderlijke eenvoud. Ik kan je verzekeren dat je daarbij aangenaam kunt knikkebollen. De enige die geen last had van de erfenis van de Amerikaanse minimalisten of Kraftwerk was Dorine Muraille, het vrouwelijke pseudoniem van de Fransman Julien Loquet. Zijn experimenten prikkelden en plaagden prettig. Herkenbare, akoestische instrumenten probeerden uit zijn computer te ontsnappen, maar werden teruggetrokken en verplettert onder hortende, hikkende en stotende digitale geluidsvervormingen. Loquet was geenszins van plan ons op het gemak te stellen. Het leek regelmatig alsof zijn machine bezweek onder de strijd die de nullen en enen duidelijk hoorbaar tegen elkaar waren aangegaan. Als je jezelf er door liet meevoeren ontdekte je vanzelf de schoonheid in de lelijkheid van het gevecht. De mensen voor wie het allemaal teveel werd was er altijd nog het voorcafé als veilige haven. Dorine Muraille onderscheidde zich door het de luisteraar niet gemakkelijk te maken en werd zo, wat mij betreft, het hoogtepunt van een met zorg samengestelde avond. zaterdag 29 maart De eerste keer Vrijdagavond. Voor het eerst naar Rocket Cinema. Voor de eerste keer The Cinematic Orchestra live. Mijn eerste keer Man Met De Camera (oftewel Chelovek S Kinoapparatom) van de in Polen geboren Russische regisseur Dziga Vertov (Denis Abramovich Kaufman, 1896-1954). Het bestaan van deze stomme film uit 1929 was mij al jaren bekend. Ik had altijd vermoed dat het een moeilijke film zou zijn, een soort Russische variant op het surrealisme van de vroege Luis Buñuel. Het tegendeel is waar. Man Met De Camera mag dan een experimentele documentaire zijn, het is een verre van ontoegankelijk film. Je hoeft niet bevreesd te zijn voor de symboliek die Buñuel zo ondoordringbaar maakt. De klassieker van Vertov is beter te omschrijven als de oerversie van Koyaanisqatsi (Godfrey Reggio, 1983), maar dan zonder moralistische neigingen. De cameraman slingert nonchalant zijn standaard op de schouder en struint vrolijk diverse Russische steden af op zoek naar mooie beelden. Man Met De Camera is behoorlijk muzikaal, wat best knap is voor een geluidsloze film. Voordat de ritmische beeldenreeks van start gaat wacht in de openingsscène een orkest tot de dirigent aftikt. Ook The Cinematic Orchestra wacht beneden mij. De plek op het balkon, vlak boven het grote podium van Paradiso, is niet de meest ideale voor het zien van een film. De DVD-projectie blaast de beelden op tot groteske proporties. Ze worden daarbij sterk vertekend door de hoek waarop mijn blik op het doek valt. Het mooie is wel dat ik de film naast de zes muzikanten zie in plaats van achter hen. Een DJ zorgt voor scratches, geluidsflarden en effecten op synthesizers. Naast hem zit een toetsenist die vooral pianogeluiden uit zijn instrumenten haalt. De drummer volgt samples en wordt ondersteund door een contrabas. Een blazer staat op en speelt afwisselend saxofoon, klarinet en basklarinet. Buiten mijn zicht stuurt bandleider J Swinscoe de orkestrale samples aan. Hij geeft het startsein voor een jazzy aandoende soundtrack die het ritme van de film haarfijn aanvoelt. De instrumentale nummers (waaronder enkele tracks van het vorig jaar op Ninja Tune verschenen album Every Day) versterken de verschillende thema's die in de scènes verborgen zitten. De begeleiding is rustig als de stad ontwaakt, de op een parkbank liggende zwerver zijn ogen uitwrijft en een jonge arbeidersvrouw haar BH omdoet. Het tempo gaat gestaag omhoog wanneer de camera meerijdt met de bussen, paardrijtuigen en trams en de muziek is vlot tijdens de in slowmotion afgespeelde sporttaferelen. Gelukkig wordt slechts twee maal een beweging letterlijk omgezet in geluid: een lange, lage saxofoontoon wanneer een stoomboot langs drijft en kletterden drums als zwemmers in het water duiken. Dziga Vertov gebruikt geen tussentitels en vertelt geen verhaal. Hij toont de dagelijkse beslommeringen van Russen in levendige, zonovergoten steden die zo te zien floreren onder het jonge communistische regime. Dankzij de vele trucages is het een speelse film zonder inhoudelijke bijbedoelingen. We mogen lachen als cameraman Mikhail Kaufman (de broer van de regisseur) uit een bierglas stapt en worden verrast als de beelden stil blijven staan en we plots in de montageruimte zitten waar een vrouw het celluloid in haar handen vasthoudt. De regisseur associeert vrijelijk en plaats beelden naast elkaar die spiegelen (vingers dansen even gemakkelijk over typmachines als over pianotoetsen) en contrasteren (een pasgeboren baby ligt net zo vredig in doeken gewikkeld als de overledene die wordt gedragen in een begrafenisstoet). Regelmatig aanschouwt het oog van de lens het dagelijkse leven van grote hoogtes. Door dubbele belichting vermenigvuldigt de camera de krioelende menigte tot een hectische bijenraat. The Cinematic Orchestra houdt zich zoveel mogelijk in, zelfs tijdens de climax aan het eind van de film, als de gebeurtenissen elkaar sneller opvolgen dan in een versneld afgespeelde videoclip, gaan de muzikanten niet volledig loos. Voor sommige bezoekers in het in de steigers staande Paradiso vormt The Cinematic Orchestra achtergrondmuziek bij achtergrondbeelden, een reden voor hen om ongegeneerd te keuvelen over hun belevenissen in de zojuist afgelopen week. Rocket Cinema is dan ook meer een clubavond met een projectiescherm dan een bioscoop voor puristische cinefielen. Tijdens de film schijnt een kleurig spotlicht dwars door de sigarettenrook en over de hoofden van het publiek. De meeste van hen geven na afloop van het concert een staande ovatie. De bandleden komen terug voor een laatste buiging en verdwijnen daarna van het podium. Thuisgekomen en zappend langs de filmklassiekers Sunrise (op ARTE), Touch Of Evil (bij Net5) en Time Of The Gypsies (uitgezonden door Canvas) vraag ik me af of ik Man Met De Camera nog wel kan zien wanneer de muziek van The Cinematic Orchestra ontbreekt. Ik heb daarover zo mijn twijfels. donderdag 27 maart Tijdverspilling voor op een willekeurige donderdag Men Who Look Like Kenny Rogers * Lab404, met The Ballad of Milli Vanilli (een half uur durende ADHD-mix als ode (?) aan een tragische Popgroep) en lelijke lofi-covers door ene Scott met bewerkingen van klassiekers als Cannonball, Cinnamon Girl, Mysterious Ways en What Goes On. dinsdag 25 maart Nooit meer Rammstein Het journaal staat aan. Nu zijn het de gewonden, straks de body bags. De eerste keer dat ik vliegveld Rammstein in het nieuws zag was toen Italiaanse straaljagers in 1988 tijdens een vliegshow vlak boven het publiek tegen elkaar opbotsten en als een vuurbal de tribunes invlogen. Sindsdien is de naam synoniem voor gruwel en noodlot. De eerste keer dat ik de band Rammstein in een film tegenkwam, raasden wegmarkeringen als kogels onder de carrosserie. Ik dacht eerst dat Laibach de soundtrack verzorgde voor Lost Highway, maar het was een succesvolle Duitse Laibachkloon die de nachtmerrie van Fred Madison begeleidde, een noodlottige droom waarin hij op onverklaarbare wijze zijn identiteit verliest. Waarom zou je na Lost Highway opnieuw gebruik maken van het Teutoonse gebeuk van Rammstein? Toegegeven, het is ideaal bij futuristische gevechten in Mortal Kombat Annhilation, The Matrix en Resident Evil. De band mocht zelfs een rol spelen in de openingsscène van de vermakelijke James Bond-variant xXx. Wat ik minder kan begrijpen is wat de Duitsers doen in de eerste en laatste scène van het drama Lilja 4-ever, de derde speelfilm van de Zweed Lukas Moodysson. Het noodlottige, verloren leven van de zestienjarige Russin Lilja (gespeeld door het jonge talent Oksana Akinshina) heeft die mokerslagen niet nodig. Het is al erg genoeg wat ze allemaal moet meemaken. Dat hoeft er niet extra ingeramd te worden. Ook zonder de kitscherige en opgeblazen spierballenrock geef ik me na 109 minuten gewonnen, geef ik alle hoop op (zelfs de hoop die de regisseur probeert te suggereren), duw ik de hoofdpersoon opzij, klim ik zelf op de reling van het viaduct en stort ik me maar al te graag op het asfalt van de snelweg onder mij. Je hebt het wellicht begrepen: Lilja 4-ever is een intrigerende film en minstens zo deprimerend. maandag 24 maart Memo Boom! van System of a Down zal voorlopig niet te zien zijn bij MTV zondag 23 maart De dragelijke lichtheid van het bestaan
Volta, afgelopen donderdagavond Het is nog niet zo druk als de eerste act van de avond aanvangt. De organisatie is zo slim geweest stoeltjes, krukken en tafels naar voren te schuiven. De meeste aanwezigen gaan zo vanzelf vlakbij het podium zitten. Je mag blijven hangen in de love seat, het hoekje achterin met de rode bankjes waarin je heerlijk onderuit kunt zakken. Je enige gezelschap is dan Razorblade Jr. die niet zo dol is op akoestische popliedjes. Het is een betere plek dan aan de bar waar een onbekende jongen veel te dronken aan het worden is. Zanger en gitarist Rick Treffers woont aan de overkant van de Volta en heeft thuis, tussen soundcheck en optreden, zijn vingers warm gespeeld. De voorman van Mist (voorheen Miss Superman, voorheen Miss Universe, voorheen Girlfriend Misery) verzorgt een ingetogen opening van de avond. De zanger wordt verlegen van de stilte tussen de nummers. Met name aan het begin van zijn set wordt er vrijwel niet gesproken. Pas als hij hard en op Spaanse wijze op de snaren slaat durven de twee jongens achter ons hun gesprek voort te zetten. Treffers zingt in Platitude And Art over oorlog. Het is echter niet de abstracte, hi-tech oorlog die op televisie woedt, maar eentje die in een huiskamer wordt gevoerd. Hier vallen relaties uit elkaar in plaats van hoogbouw. De uitgeklede variant op Mist komt het best tot zijn recht tijdens de 'hitsingle' en het titelnummer van het recente album We Should Have Been Stars. De melancholische zanglijnen zijn zo sterk dat ze fier overeind blijven ondanks het ontbreken van een begeleidingsband. Ik zie je rondkijken, op zoek naar bekende gezichten. Er zijn veel bandjes in het gestaag wassende publiek. Zij geven het gevoel dat de avonden van Radio Mortale in Amsterdam bijdragen aan de scenevorming. Dat is maar goed ook, want er is daartoe niet zo veel plek en gelegenheid in de hoofdstad. Tussen de aanhang van zangeres Marynka Nicolaï herken je waarschijnlijk de wat oudere man vlakbij de bar. Hij heeft kortgeknipte, witgrijze haren en draagt een digitale videorecorder in zijn hand waarmee hij de verrichtingen van zijn echtgenote vastlegt. Je hebt het goed geraden, dat is advocaat Nicolaï, een van de mensen die prinses Margarita bijstaat. Verder VIP-spotten is er vanavond niet bij. Nou vooruit, de drummer van begeleidingsband Some Lovely Girls is inderdaad Rob Kloet van de Nits. Hij gaat speels creatief om met zijn grappig uitziende minidrumstel. Niet minder boeiend is de immense, elektronisch versterkte harp die dankzij effectapparatuur meestal niet klinkt als een harp. Een Amerikaanse bassist zorgt voor functionele basisnoten. We missen de celliste. Haar afwezigheid houdt het geluid te kaal voor de niet al te volle stem van Marynka. Op het podium is de zangeres vooral actrice. Russische popmuziek heeft wel vaker theatrale trekjes en dat is bij deze markante dame niet anders. Opvallend kleurig gekleed en breeduit lachend staat ze achter haar elektronische piano en laat ze tijdens het zingen elke vrije hand in de lucht fladderen. Tijdens een pianoloos nummer voert ze een klein dansje uit aan de rand van het podium. De dronken jongen aan de bar roept bemoedigend toe. In de liedjes gaan folk, dance, chansons, nachtclubliedjes en luchtige pop kruisverbindingen aan. Dat werkt het beste als Marynka Nicolaï de nummers vluchtig, kort en vlot houdt en ze pakkende thema's speelt op haar melodica. Je tikt me op de schouder en vraagt of het wel zo slim is van die jongen van Mortale de meeste stoelen en tafels voor de nooduitgang te schuiven. Nee, dat is zeker niet slim. Gelukkig grijpt een alerte Voltamedewerker in. Vanaf de eerste noten SAL is het slechts de dronken man die gebruik maakt van de zojuist geschapen ruimte. Hij springt een paar keer op en neer vlak voor de bandleden, zo proberend indruk te maken op de kettingrookster waarmee hij al een tijdje heeft staan babbelen. Zij oogt te afwezig om door hem geïmponeerd te raken. Misschien is zij net als wij te veel gegrepen door de begerig spelende band. Net als jij en ik hebben ze er veel zin in vanavond. Alles lijkt te kloppen, van het smetteloos witte hemd van de zanger/gitarist tot aan de opeenvolging van sterke songs. Uit de zangerige bas komen merendeels melodische akkoorden en op gitaar gelijkende langgerekte tonen. Ondanks de bewust toegebrachte vervorming blijft zijn geluid helder. De losjes gespeelde drumpartijen sluiten vanavond goed aan bij de onrustige gitaarnoten. Ze vertonen nergens tekenen van vertraging of oponthoud. Er zit tegenwoordig heel veel new wave in de licht noisy gitaarpop van SAL en dat werkt uitstekend. Met name in Surgical Embrace waarin even schaamteloos als doeltreffend geleend wordt uit klassiekers van The Cure en Joy Division. De composities zijn veel gerichter en schieten niet alle kanten op. De heldere structuur geeft het Amsterdamse trio meer vrijheid zodat er alle ruimte is voor expressie. De hangende haren voor het gezicht van de zanger maken het onmogelijk te zien of de muziek hetzelfde effect op de muzikanten heeft als op het publiek. De intense uitvoering doet daar geen twijfel over bestaan. We vieren na afloop de geslaagde avond door met een grote delegatie een nachtcafé aan de rand van de Jordaan te bestormen en daar te blijven totdat de laatste ronde aangekondigd wordt. Blij drinkend vergeet ik alle mooie woorden die ik even daarvoor in mijn geheugen heb opgeslagen. Dat wordt niet minder erg als ik daarna lichtelijk duizelig maar met blij gevoel enige dagen buiten de Amsterdamse stadsgrenzen vertoef. Een avond als deze moet eigenlijk direct na thuiskomst aan de laptop worden toevertrouwd. Dan moet je niet meteen jezelf vermoeid onder de dekens duwen. Nu heb ik te lang gewacht en zo'n grote afstand tot de avond gecreëerd dat deze niet meer accuraat in woorden is te vangen. Wat dat betreft ben ik blij dat je er zelf getuige van bent geweest. donderdag 20 maart Zweven Postrock-MP3's om de ogen bij te sluiten en net te doen alsof er buiten niets gebeurt:
maandag 17 maart Something for the kids (een zaterdagavond in de Melkweg) Kyono frummelde een A4'tje uit zijn broekzak. In zeer gebrekkig Engels stamelde hij monotoon zijn welkomstwoord. Het meeste wat hij zei was niet te verstaan. Desalniettemin juichte het jonge publiek de Japanner blij toe. Het verfrommelde blaadje kwam meer dan eens tevoorschijn: om te vertellen hoe blij The Mad Capsule Markets waren in Amsterdam te spelen en om ons over te halen tot some fucking screaming. We lachten hem toe. Anderen volgden zijn commando zonder mokken op. De vocalist deed zijn mutsje af en gooide zijn kleine hanenkam los. Vervaarlijk brulde hij over de rollende drums. The Mad Capsule Markets zijn niet een kopie van wat zij denken dat een heftige Anglo-Amerikaanse band op het podium voor dient te stellen. Hun interpretatie is meer een volmaakt uitgevoerde collage van favoriete genres. Het repertoire biedt een blik in de cd-kast van de drie kleine voormannen. Vanaf het eerste, instrumentale nummer sprongen de jongens en meisjes in de mosh pit gewillig tegen elkaar op bij de mengeling van Digital Hardcore, acid, Ministryriffs, nu metal grunts, opgevoerde hiphopbeats en punkrock. Dat laatste genre werd gelukkig het minst aangesproken, want de surfpunk van All The Time In Sunny Beach en de boertige afterbeat in Island (beiden afkomstig van het album Osc-Dis uit 2001) waren iets te populistisch en niet interessanter dan een doorsnee Nederlands amateur-bandje. Tevergeefs wachtte ik op mijn favorieten Crashpow en Sytematic, de eerste twee digitaal overstuurde beuknummers die ik in 1997 ontdekte op een promo-cd (inclusief remix van Atari Teenage Riot). Gelukkig bleef er genoeg snelle cyberpunk over en was het een lust de muzikanten perfect gestroomlijnd door de setlist te zien jagen. Bandleden en roadies lieten niets aan het toeval over. Backingtracks werden op tijd gestart, de drummer had voldoende aan een monitor om ze te volgen. Een swingende roadie zorgde verborgen achter de speakers goed getimed voor verse snaren en de geluidsman hield het volle geluid helder. The Mad Capsule Markets leverden haarfijn uitgedokterd, pretentieloos vermaak. Je hoefde geen enkel nummer te kennen om je prima te amuseren tussen woest dansende tieners. Wordt ongetwijfeld vervolgd op een zomerfestival bij jou in de buurt. zaterdag 15 maart Beetje misselijk Wat is de beste remedie tegen wagenziekte? Het ziet er naar uit dat ik medicijnen nodig heb om films van de gebroeders Dardenne heelhuids door te komen. Hun vorige speelfilm Rosetta moest ik ook al in etappes tot me nemen. Het doek in de bovenzaal van Kriterion was twee jaar geleden veel te groot om er met de neus bovenop te zitten. De camera zat de arme, onrustige Belgische tiener constant op de huid. Meestal in close-up, met een beetje gelukkig af en toe medium geschoten, slechts een paar seconden in totaalshot. De eerste keer dat ik de film zag moest ik halverwege toch echt de zaal uit, zo voorkomend over iemands goede goed te kotsen. De tweede keer ging ik, tegen mijn gewoonte in, helemaal achterin zitten, ondanks het feit dat Rosetta naar de grote benedenzaal was verhuisd. Die benedenzaal is geen probleem. Eerder dit jaar zag ik er Bloody Sunday en daarbij bleef mijn maag, ondanks de in meerdere opzichten schokkende beelden, zonder mokken op zijn plek zitten. Ik had niet verwacht dat Le Fils op identieke wijze als Rosetta gefotografeerd was. Je kunt spreken van een herkenbare stijl. Misschien dat het woord cliché beter van toepassing is. Het hoofd van de veertiger Olivier wordt zo groot in beeld gebracht dat ik me meer zorgen maak over de grote pukkel achter zijn rechteroor dan de reden van de grote nervositeit die door zijn kop en lijf giert. De camera is rusteloos en geeft me niet de mogelijkheid zelf te kiezen waar naar te kijken. Mijn evenwichtsorgaan wordt zwaar op de proef gesteld. Het beeld zwiept mee met elke beweging van de hoofdpersoon; tijdens zijn werkzaamheden in en rondom de timmerruimte waar hij jonge ex-gedetineerden begeleidt, tijdens zijn onhandige buikspieroefeningen in de huiskamer en zelfs tijdens een dialoog thuis wanneer zijn ex-vrouw hem onverwacht bezoekt met de heugelijke mededeling dat ze een kind verwacht van haar toekomstige echtgenoot. Haar huwelijk met Olivier had een zoon opgeleverd, maar die werd omgebracht tijdens een inbraak in hun auto. Dat drama heeft ze uit elkaar gedreven. Olivier durft haar niet te vertellen dat de dader uit de gevangenis is ontslagen en sinds die ochtend wordt opgeleid op zijn werkplek. Hij heeft geen verklaring waarom hij zich over de jongen ontfermt. Is hij vergevingsgezind of is zijn motief op wraak gebaseerd? Le Fils heeft een interessant gegeven, maar de onaangename methode van filmen is een aanslag op mijn gestel. Ik zit me alleen maar af te vragen wanneer ik ga opstappen, hoe boeiend het verhaal ook is en ondanks het ijzersterk acteren van Olivier Gourmet. Gelukkig zit er behalve mijzelf slechts één andere bezoeker in de zaal en kan ik halverwege de film een stoel achterin uitkiezen. Het leed is al geleden. Zelfs verder verwijderd van het doek kan ik alsnog elk moment over mijn nek gaan. Op het toilet van Rialto maak ik mijn gezicht nat met koud water en kom ik langzaam bij. Ik verlaat Olivier vroegtijdig en houd hem opgesloten in het korset van het filmkader. Ik weet niet wanneer ik hem daaruit zal verlossen en ga eerst op zoek naar de juiste medicamenten voordat ik het nieuwe meesterwerk van Jean-Pierre en Luc Dardenne een tweede kans geef. donderdag 13 maart The next big things? Hier had een verslag kunnen staan van alweer de tiende aflevering van de door het label Transformed Dreams georganiseerde k-Tsjoem-avonden in de bovenzaal van Paradiso. Ik had afgelopen dinsdag echter een vrije avond, wat wil zeggen dat ik wel aanwezig was, maar zonder pen en papier. Een avondje bandjes kijken is het allerleukst als je er na afloop geen mening over hoeft te hebben. En leuk was het is. Er werd overigens een feestje gevierd naar aanleiding van het vierde album van Solbakken (Klonapet is een pracht) en de nieuwe single van Seedling (een kort en bondig rockende, geel doorzichtige split-7" met het Britse gezelschap Dayglo Superstars). Doe jezelf een plezier en koop die platen. Vandaag wilde ik me beperken tot enkele MP3's van de hypes van morgen. Een collega wees me op Aerial Love Feed uit Brooklyn, alweer zo'n Amerikaans bandje dat zeer aandachtig heeft geluisterd naar Britse geluiden. De demoversie van het nummer Temporary Glitch doet erg denken aan Primal Scream. Het nummer zal niet terug te vinden zijn op hun deze maand te verschijnen nieuwe EP. Meer downloads vind je hier. De tweede groep vandaag is een variant op Black Rebel Motorcycle Club: White Light Motorcade. Die naam is minder erg dan The White Light White Heat Rebel Kennedy Motorcade Club zoals ze in eerste instantie heetten. De New Yorkers worden in Amerika al achtervolgd door MTV en toeren momenteel samen met The Mooney Suzuki en The Raveonettes door de Verenigde Staten. Hun debuutalbum staat op het punt uit te komen. Luister tot die tijd eens naar hun vorige EP: My Way, It's Happening en All Gone Again. dinsdag 11 maart Vlammende lippen The Flaming Lips hielden gisteren een feestje in de Melkweg. Lees er vandaag iets meer over bij de Subs. maandag 10 maart Eye against Eye In hun begintijd ontmantelden The Residents de populaire cultuur en met name de hitparademuziek en de daarbij gepaard gaande heldenverering van popsterren. Ze klonken als The Muppets die John Cage hadden ontdekt. Niemand was meer heilig. Dat kwam ook visueel tot uiting zoals bij de originele hoes van het debuutalbum Meet The Residents (1973) waarop de gezichten van John, Paul, George en Ringo danig waren toegetakeld. The Residents coverden pophits aan gort en vonden een eigen muzikaal idioom uit waar ze unieke nieuwe werelden mee schiepen zoals de kille, winderige vlakten op Eskimo uit 1979 en de ondergrondse holen van The Moles in de Mole-trilogie uit begin jaren tachtig. Met The Moles toerden ze voor het eerst door de wereld. Midden jaren tachtig startten ze een serie over Amerikaanse componisten, een wisselvallige ode aan onder meer Hank Williams, George Gershwin en James Brown. Daarna stond de groep muzikaal vrijwel stil, pionierden de oogbollen succesvol met CD-ROM en maakten ze platen waarop ze vaak teruggrepen op hun oude repertoire. De liveshows die ik van de groep heb gezien waren zeer wisselvallig. In de Stopera kreeg in 1990 het verhaal van Elvis Presley bijbelse trekjes, in de Stadsschouwburg in 1999 bleef het alternatieve Oude Testament onverstaanbaar vanwege het slechte geluid en de laatste keer in Paradiso (2001) speelden The Residents hun grootste hits naar aanleiding van de zojuist verschenen DVD. Ik had gisteren voor aanvang van het concert in de Melkweg geen idee wat mijn oude helden voor me in petto hadden. Hier vind je een impressie. zondag 9 maart Numbers live
Intro
OCCII, afgelopen vrijdagavond Er zat heus geen kwade bedoeling in hun balorige gedrag. De mannetjes hadden eerder die dag zestien uur in een busje gezeten, de band vergezellend tijdens een non-stop reis van Göteborg naar Amsterdam voor het enige Nederlandse optreden tijdens de tournee van Numbers. Het bier had rijkelijk gevloeid en een joint ging van hand tot hand. Gecombineerd met de opgelopen vermoeidheid verlies je dan makkelijk controle over de ledematen. Bovendien gaf de set van het trio uit San Francisco alle reden tot ongecontroleerd bewegen. Als we geen nuchtere Hollanders waren geweest hadden we ons makkelijk kunnen laten opjutten door de hoekige drums van zangeres Indra, de diep pruttelende baslijnen uit de Moog van co-zanger Eric en het ritmische no wave-geschraap dat Dave uit zijn snaren haalde. We beperkten onze blijk van waardering middels een gelukzalige grijns en lichte spasmen met het bovenlichaam. De discopunk swingde mechanisch in kort afgemeten nummers. Het album Numbers Life (Tigerbeat6, 2002) bestaat uit tien nummers en duurt niet veel meer dan 18 minuten. Tel uit je winst. De zanglijnen zijn vervangen door korte kreten, de strofen meestal niet langer dan vijf woorden. De slogans bevatten een speelse vorm van antikapitalisme. Het Maoïstische karakter werd live versterkt door de niet al te opzichtige uniforms. De drie muzikanten uit San Francisco hadden dezelfde blauwe strepen kruiselings op de hartstreek van hun zwart shirt aangebracht. Een losgeraakt drumpedaal en een gesprongen snaar haalden twee keer de vaart uit het verder vlotte optreden. Toetsenist Eric had als enige geen problemen met zijn synthesizer en The Buzzerk, een sissende en piepende zelfgemaakte kraakdoos in zakformaat met slechts tien draaiknopjes. De Moog knorde laag, luid en machtig boven alle instrumenten uit. Een aan het plafond hangende computermuis en keyboard bewogen zachtjes mee op de geluidsgolven. De analoge synthesizers deden denken aan Suicide (check de riff in Prison Life) en oude Cabaret Voltaire (door remixer Electronicat geciteerd op de in het intro genoemde plaat). De sound van Numbers past prima in de rij Amerikaanse bands die zich tegenwoordig laten inspireren door new wave. Ouderwets en daardoor zeer hedendaags. Zie ook: Zebra, die had onthouden dat er een voorprogramma was. donderdag 6 maart Zeer verlaat verslag De maandag was compleet verloren. De derde dag binnen twee maanden die hangend op de bank werd doorgebracht. Er kwam geen woord uit mijn vingers. Je moet toch wat over hebben voor een geslaagde muzikale zondagavond. We eindigden 's nachts bij een café aan de Amstelveenseweg, schuin tegenover de OCCII. Daar waren we gestrand na een mislukte poging nog iets mee te pikken van het enige Nederlandse optreden van Sole. Zelfs de DJ stond al buiten, dus we waren rijkelijk te laat en overgeleverd aan een nadronk. We konden Konono uit Zaïre te schuld geven, want zij waren de afsluitende act in de grote zaal van Paradiso. De drie duimpianisten van de Afrikaanse groep wisten van geen ophouden en hielden de zaal als rattenvangers in de ban. De groep was in vergelijking met het vorige optreden (OCCII, 9 februari) zo ongeveer gehalveerd. Ondanks het ontbreken van alle danseressen wisten de overgebleven drummers en percussionisten het restant publiek wederom op te zwepen en te verleiden tot een laatste weekenddansje. Ook wij waren overmeesterd omdat we het niet hadden kunnen nalaten een kijkje te nemen in de grote zaal na afloop van de DOT.NU-avond die zojuist was geëindigd in de bovenzaal. De avond begon minder feestelijk bij de drie bloedserieus musicerende Oostenrijkers van Radian. Hun abstracte postrock werd toepasselijk visueel ondersteund door op een groot scherm geprojecteerde, in elkaar overlopende rasters. De herhalende patronen zorgden voor een ritmische schakering in wit, grijs en zwart. Uit de computer kwam een muzikale variant op de strepen, lijnen en blokjes die we zagen. Radian kraakte, suisde en piepte als op een gemiddelde plaat van Ryoji Ikeda. Lang aangehouden sinustonen maakten ons doof. De drummer wreef, schraapte en aaide over drumvellen en bekkens. De bassist zat merendeels op een stoel, starend naar de snaren op zijn schoot. Slechts een enkele keer stond hij op en leek hij eindelijk in zijn element, zachtjes meedeinend op wat begon te lijken op een regelmatig ritme. De drie muzikanten leken geen plezier in hun spel te hebben. Daardoor sloegen de nummers dood terwijl ze thuis, afgedraaid vanaf de cd Rec.Extern, juist zo intrigerend zijn. Tweede act Felix Kubin begon met een experimentele soundtrack. Gehuld in lange leren jas hurkte hij in het halfduister tussen zijn elektronische instrumenten en bracht hij draaiend aan knopjes ongrijpbare geluiden voort. Boven hem projecteerde Jos van Meeuw Muzak, balancerend op de rand boven de open haard, dia's van kleine wezens in wolken die bliksemflitsen schoten. Nadat Kubin zijn jas uitgetrokken had verdween de gespeelde ernst en wisselde de Duitse synthesizervirtuoos oude favorieten af met nieuw materiaal waaronder een swingde cover van The Normal (het B-kantje T.V.O.D.) en een bewerkt nummer uit zijn tienertijd. Er mocht gelachen en gedanst worden tijdens liedjes over kwallen, pompoenen en gevaarlijke hotels. Melige dia's over Duitsland en de NS werden afgewisseld met videoclips. Als extraatje naast beelden en muziek kwam voor enkele nummers een vetgekuifde human beatboxer het toneel op. Hij kon alle denkbare drum- en scratchgeluiden uit zijn mond toveren. Geen tempo was hem te snel en geen genre was hem vreemd. Hij gaf de muziek een onverwachte kracht en hielp zo mee een kunstzinnig opgezette avond feestelijk af te ronden. dinsdag 4 maart Vangst Een middagje spitten door de aangename chaos bij de plaatselijke vinylgrossier leverde zaterdag veel nieuwe namen op. Tussen de hoog op elkaar gestapelde 7"-plaatjes lag de split-single van het trio cove uit Tunbridge Wells en Charlottefield uit Hastings en Brighton. De bands zijn duidelijk geïnspireerd door de rauwe gitaarsound van Shellac. Hun doorzichtige, gelimiteerde single wordt uitgebracht door Jonson Family Records. Nog meer Shellac-invloeden vind je op het album Counter-culture Nosebleed (Escape Artists Records) van Theory Of Ruin. De Amerikanen zijn lekker fel. Luister maar eens naar de heftige uithalen in het uiterst droog opgenomen openingsnummer Asleep At The Wheel (MP3). Als je meer houdt van freaky noisy mathrock kun je terecht bij Grand Ulena. In het trio zit onder meer de voormalige bassist van Skin Graft-band Dazzling Killmen. Hun debuutalbum Gateway To Dignity verscheen vorige maand bij Family Vineyard Records. Volgens de platenverkoper is deze muziek in Nederland moeilijk aan de man te brengen. De track Total Joplin laat horen waarom.
Het Noorse Tellé Records bracht enkele jaren geleden als eerste label materiaal uit van Röyksopp. Of het net zo hard zal gaan met het duo Kaptein Kaliber uit Tromsø is nog maar de vraag. Ze noemen hun muziek Pop Ultra en zo heten ook de albums die ze uitbrengen. Onlangs verscheen in een oplage van 500 stuks Pop Ultra 2, een blauwe picture disc met kinderlijke tekeningen. De plaat bevat elektronische speelgoedpop die alle onverwachte kanten uitwaaiert. Er is helaas geen MP3 voorradig, maar een track van de eerste lp wordt wel gedraaid in Experimenta, een radioprogramma uit Oslo vol moderne synthipop en aanverwanten. Kaptein Kaliber is te horen in de uitzending van 21 februari jongstleden (MP3). Hun nummer Tunning Song begint vanaf minuut 16. Tot slot nog een MP3 van Geroyche uit Oost-Duitsland. Deze duistere breakcoreproducer bracht een split-7" met het minstens zo heftige Noize Creator. Het nummer op de single bevat ragga-elementen. Dat kan niet gezegd worden van None Of Them Matters waarin de clusters aan beats tamelijk opeengepakt zitten. |