home
|
Vido's LogZine
woensdag 30 juni
...en nog meer concerten in de agenda van juli, inclusief 22 MP3's en een video. Check regelmatig voor wijzigingen en aanvullingen! maandag 28 juni Geschiedenis Wat is een historisch optreden? De laatste keer dat Captain Beefheart in Paradiso speelde? Het liefst was ik er zelf bij geweest op 1 november 1980, maar ik zou pas een jaar later voor het eerst kennis maken met Don van Vliet, zijn Magic Band en zijn zwanenzang Icecream For Crow. Vorige week, tijdens hun enige Nederlandse optreden in de Europese tournee, voelde de set van The Magic Band geen moment historisch aan, als het al mogelijk is het belang van een optreden aan te voelen op het moment dat je het ondergaat. The Magic Band was een levende herinnering aan de zonderlinge poëzie van de nu zeer bejaarde Captain, opgerakeld door vijf muzikanten die hem ooit hadden begeleid in verschillende bezettingen. De oudjes speelden subliem. Bassist Mark 'Rockette Morton' Boston, de immer glimlachende man met de lange geitenbaard, was te zwaar geworden om net als vroeger wild te springen. Zijn dikke vingers knepen de vijf snaren fijn terwijl hij met zijn andere hand volle stevige akkoorden speelde en baslijnen tevoorschijn toverde die een geheel eigen leven leken te leiden. Het verschil tussen de twee gitaristen was groot. Gary 'Mantis' Lucas, de spichtige man links met het hoedje op, speelde op complexe wijze bewust avant-gardistisch, terwijl de gezette krullenbol Danny 'Feelers Rebo' Walley rechts op het podium met hulp van de bottleneck op schijnbaar eenvoudige wijze prachtig jankende blues voortbracht. John 'Drumbo' French was de ceremoniemeester van de avond. Als hij zong kroop hij in de huid van de afwezige Captain Beefheart. Hoe langer hij zijn stem aan gort zong hoe meer hij op zijn oude meester begon te lijken. Het liefst waren mij de nummers waarbij hij achter het drumstel ging zitten en hij samen met de band de blues even speels als wreed binnenstebuiten keerde. De instrumentale tracks van Trout Mask Replica, het enige album met nummers die bij elke beluistering klinken alsof ik ze voor het eerst hoor, werden minstens zo fris uitgevoerd als 34 jaar geleden. Het allereerste Amsterdamse optreden van Mission Of Burma, 25 jaar na hun oprichting, voelde gisteravond veel meer aan als een historische gebeurtenis. Mission Of Burma, de relatief grote onbekende uit de Amerikaanse underground van de jaren tachtig. Terwijl Black Flag/Henry Rollins, Minor Threat/Fugazi, Hüsker Dü, Replacements, Big Black en Sonic Youth de grote oversteek waagden en ook in Europa een onuitwisbare indruk maakten, bleef Mission Of Burma in eigen land waar ze tussen 1979 en 1983 opvielen door hun unieke, onopgesmukte, confronterende songs die werden aangevuld met tapeloops en andere experimentele geluiden vanachter het mengpaneel. Gitarist Roger Miller kreeg echter last van zijn oren (tinnitus) waardoor de band genoodzaakt was te stoppen en Mission Of Burma niet in de gelegenheid werd gesteld in Europa live hun waarde te tonen. Sinds de oorproblemen en dus ook vanaf de recente reünie (naar aanleiding van hun verhaal in het boek Our Band Could Be Your Life) beschermt Miller zijn gehoor door een koptelefoon te dragen, zijn gitaarversterker van zich af naar de zaal te richten en door het drumgeluid van Peter Prescott grotendeels tegen te houden met een doorzichtig scherm. Het is een vreemd gezicht, maar het schijnt te werken. Na de discoshow van The Rapture, eerder op de avond in de benedenzaal, toonden de drie oudjes uit Boston in de kleine bovenzaal veel meer urgentie. Mission Of Burma stond flink hard. Uiteraard speelden ze hun klassiekers zoals That's When I Reach For My Revolver (dat ik jarenlang enkel kende in de versie van Moby). Zo populistisch als The Rapture werd het godzijdank geen moment. Geen ballads, geen call & response en zeker geen omhooggestoken aanstekers in het publiek. De luide liedjes van Mission Of Burma zijn vol, log en ongepolijst. Twee jaar geleden tijdens hun optreden op All Tomorrow's Parties in Engeland, kon ik, door de akoestiek in de grote zaal en de afstand tot het podium, het mooie van hun muziek maar niet ontdekken en deed het optreden me helemaal niks. In de intieme kleine zaal van Paradiso bleef het harde bandgeluid gisteravond helder dankzij vierde bandlid Bob Weston van Shellac (de vervanger van originele vierde man Martin Swope). Bassist Clint Conley zong verbeten, de gitaar van Miller gierde en piepte meedogenloos tijdens de solo's en Prescott drumde druk daarbij zijn aandeel in de koortjes zeker niet vergetend. Nieuwe en oude nummers werden afgewisseld en het trio coverde een nummer van de eerste lp van Pink Floyd. Het fanatisme van de drie bandleden straalde jeugdigheid uit. Van nostalgisch terugblikken was geen sprake, daarvoor stond Mission Of Burma veel te ferm met beide benen in het heden. Ik denk dat je geschiedenis maakt door het te schrijven, niet door het te herschrijven. Misschien is dat het verschil tussen de optredens die The Magic Band en Mission Of Burma vorige week in Nederland gaven. zondag 27 juni Doel
Bezoeker: Hebben jullie hier ergens een televisie staan? Dat de vijftiende editie van het Amstel Festival tegelijkertijd zou plaatsvinden met de kwartfinale van het EK voetbal realiseerde ik me ook pas een paar dagen van tevoren. Presentator Berry Kamer vraagt zich bij de opening van de avond af of wij echte muziekliefhebbers zijn of toch wereldvreemd. Een beetje van beide waarschijnlijk. Aandoenlijk wereldvreemd is de onbedoeld komische openingsact Lone Pigeon uit Schotland. Hij is nog niet dronken, maar zingt achter de akoestische piano wel als een bezopen John Cale. Zijn onvaste bariton galmt overdreven door de speakers. De hoge noten zijn een probleem. We zien zijn gezicht pas goed als hij voor een liedje met gitaar op een hoge kruk midden op het podium probeert te zitten. Daar blijkt hij bij lastige passage net zo scheel te kijken als iemand die moeilijk poept. Gordon Anderson verontschuldigt zich herhaaldelijk. Ik ben niet zo professioneel als de andere bands vanavond, stamelt hij. I'm just an amateur, and aren't we all. Hij kan alleen ballades spelen (over vogeltjes, engelen en demonen) want bij snelle nummers raakt hij gegarandeerd de tel kwijt, hoe hard hij ook met zijn voet op de maat probeert mee te stampen. Enkel in zijn afsluiter rockt de kleine, langharige wildeman op zijn akoestische gitaar, springend over het volle podium. Ik zit op een paddestoel en wacht op de regen, schreeuwt de eenzame duif. Van schrik verliest het ontstemde instrument bij het eerste akkoord een snaar. Pauze. In het voorcafé is het 0-0 in de eerste helft. Op het kleine beeldscherm zijn slechts kleine onherkenbare manfiguurtjes te zien. Het geluid staat uit. Van enige spanning is nog geen sprake. Als de studiodeur gesloten wordt, snellen we ons terug naar de stoelen. Cyann & Ben is de tweede act die voor het eerst op Nederlandse bodem optreedt. De vier zwijgzame Fransen zijn aangenaam retro-psychedelisch met een zweempje shoegaze en indie en heel veel keyboards. Elk bandlid beroert bij tijd en wijle de toetsen. Ook de drummer houdt een enkele maal zijn rechterhand vrij voor baspartijen. Het repertoire zweeft weemoedig door de Desmetruimte. Het hoofd van de kleine, tengere zangeres/toetsenist Cyann steekt nog net boven haar instrumenten uit. Haar zanglijnen zijn me iets te zoekend en daardoor te vrijblijvend. Pas in samenzang met gitarist Ben ontstijgen ze de middelmaat. De nummers waarbij hij de voorzichtige leadvocalen voor zijn rekening neemt zijn dan ook het meest geslaagd. In lange instrumentale passages wordt de rust doorbroken met langzaam opgebouwde gitaaruitbarstingen, krachtig dichtgetimmerd door de bedreven drummer die zijn patronen gemakkelijk aaneen rijgt. Terug naar de bar. Daar is het nog steeds 0-0. Dat worden stafschoppen. Geen twijfel mogelijk. aMute uit Brussel begroet ons met een paar woordjes Nederlands voordat hij in het Engels zijn eerste nummer aankondigt. Zijn laptop ruist afwachtend. Zijn vriendin voegt in het eerste nummer een fluisterende fluit en zachte zang toe die opgaan in een warm bad vol vervormde harmonieën en snipperritmes. Na haar korte bijdrage springt ze van het podium af en laat ze de rest van het optreden over aan Jerome Deuson. Hij overspoelt de computerbegeleiding met vrijwel onherkenbaar bewerkte gitaarpartijen. Het hoogtepunt is het lange slotnummer waarbij het basisgeluid opgenomen is in een lift, inclusief een door digitale effecten verstomd popliedje dat oorspronkelijk als liftmuziek diende. Elektronische drumpartijen tuimelen speels over het harmonieuze, synthetische gerommel en gebrom. aMute klikt met zijn blote voeten de effectpedalen aan. Vloedgolven stromen stroperig uit zijn gitaar en door de speakers. Ze lijken te kristalliseren en stil te staan als ijssculpturen. Alles wat ooit herkenbaar was wordt muzikaal gekneed tot nieuwe abstracte vormen. Tweede helft verlenging. Een van de festivalorganisatoren verblijdt ons met de mededeling dat de afsluitende act wacht met optreden tot de strafschoppen zijn genomen. Hij doet het geluid van de tv aan. De Zweden trappen binnen korte tijd krachtig op lat en paal. Tweemaal een hartverzakking is ons deel. The Lone Pigeon zit tijdens de laatste fase van de wedstrijd op de grond bij de deuropening en wacht af met een blikje bier tussen zijn benen. De twee dames bij de gastenlijst hebben alle tijd voor de laatste roddels. aMute zit achter het tafeltje met T-shirts en cd'tjes. Hij houdt zijn digitale camera paraat om de reacties van die rare Hollanders vast te leggen. Tijdens de strafschoppen lijkt het kleine schermpje plots veel groter te worden. We slaken een angstkreet als Cocu mist, roepen hosanna bij de redding van Van der Sar en springen in de lucht bij de goal van Robben. Mensen maken ter plekke afspraken voor de halve finale op woensdag. Anderen hopen dat er volgende week zondag tijdens Metropolis in Rotterdam een groot tv-scherm in het Zuiderpark hangt. Adrian Crowley uit Dublin feliciteert ons met de uitslag. Geen idee of ik zijn liedjes had gewaardeerd als Nederland was uitgeschakeld. De introspectieve muziek is verre van feestelijk, maar voelt op deze avond prettig aan. Met een tevreden grijns onderga ik de mistroostige melodieën begeleid door efficiënte akkoorden, meestal maar een stuk of twee, telkens herhaald met dromerig effect. De celliste maakt de partijen van de bassist enkele malen extra zwaar. Als de zanger zwijgt zingt haar instrument over de gitaren en drums heen. De nagalmende akkoorden in een solonummer zijn zo open dat Crowley zijn linkerhand een paar keer tegen zijn zij kan laten rusten. De stil dronken P. naast me vergelijkt Crowley met latere Velvet Underground in combinatie met Simon & Garfunkel. Ik doe net alsof ik nog nooit van dat laatstgenoemde duo gehoord heb en beschrijf de stem van de zanger als een mix van Jonathan Richman en Whip van Timesbold, maar dan op z'n Iers. Oordeel zelf als het optreden donderdagavond 1 juli bij De Avonden wordt uitgezonden op 747AM. Buiten, in het duister van de Plantagebuurt, wijst niets erop dat er eerder op de avond een wedstrijd heeft plaatsgevonden. Nergens oranje te zien. Het feest is voorbij. vrijdag 25 juni Festivalleed Terwijl ik nog steeds het optreden van The Magic Band, afgelopen dinsdag in Paradiso, moet verwerken, vergeet ik bijna mijn bijdrage aan het leuke project Festivalmomenten bij de Subs. Een paar weken geleden was ik al begonnen aan een positief stukje over Urban Dance Squad op Poppark (de voorloper van Metropolis in Rotterdam) meer dan tien jaar geleden, maar het bleek toch makkelijker een negatieve ervaring te verwoorden. woensdag 23 juni Shock Je kunt met Japanse horror meerdere kanten op: filosofisch en mysterieus zoals tijdens de eenzame hellevaart in Kaïro (Pulse) van Kiyoshi Kurosawa of grappig onzinnig en gedreven bloederig in het met een lowbudget gedraaide Versus van Ryuhei Kitamura. Dat onder de rijzende zon ook benedenmaats gepresteerd wordt bewijst regisseur/acteur Shugo Fujii met zijn A Living Hell uit 2000, een film die onlangs in Nederland op DVD uitkwam. Huiver. dinsdag 22 juni Duotonen
audio
visueel maandag 21 juni Zomerpret Warm geworden door de drie kwartier lange wandeling van station naar het afgelegen dB's vergat ik de stempel op mijn pols en vermengde ik onwetend het zweet op mijn voorhoofd met verse inkt. Het was tamelijk duister in de uitgebreide huiskamer die ze in het Utrechtse repetitiehuis tot podium hadden omgebouwd. Tot groot verdriet van mijn tandglazuur vergat ik even dat ik een fles in mijn handen had in plaats van een glas. Te weinig mensen hadden de moeite genomen om getuige te zijn van het allereerste Europese optreden van de All Girl Summer Fun Band. We waren nog net op tijd voor een groot gedeelte van de eerste band Damer, een perfect passend voorprogramma. De geluidsman deed alle moeite het beste te maken van een gammele geluidsinstallatie en een verre van ideale akoestiek. De opgewekte liedjes van Damer bleven gelukkig herkenbaar ondanks troebele omstandigheden. De gasttrompet moest op het laatste moment verstek laten gaan en werd deze avond vervangen door een gastbijdrage op melodica. Links van het podium keken de kleine meiden van het hoofdprogramma ritmisch goedkeurend knikkend toe. In de pauze zochten we de relatieve verfrissing op van de kantine waar op een groot scherm een stille, door vrijwel alle bezoekers genegeerde EK-wedstrijd werd gespeeld. Een jongen met pet verkocht cd's en vinyl en Damer werd aan een van de tafeltjes geïnterviewd door 3voor12/Utrecht. Terug in het benauwde hol husselde Julia P helemaal in haar eentje knap geconstrueerde popliedjes met een act die nog steeds teveel doet denken aan een gedrogeerde Brigitte Kaandorp, zichzelf begeleidend op gitaar en orgeltje en menigmaal geholpen door een rockende DAT. Pas tijdens de hoofdact durfde het publiek enkele passen naar voren te komen om toch vooral niets te missen van de vier Amerikaanse muzikanten Kathy (van The Thermals), Jen, Kim en Ari. Het was lange tijd moeilijk vocalen en gitaarsolo's te ontcijferen, maar dat maakte het vrolijke repertoire niet minder. In de tweede helft van de set en in de afgedwongen toegift hoorden we in springerige, korte, driestemmige punky popsongs de dagelijkse beslommeringen des levens bezongen en luchtige onderwerpen zoals tochtjes in de tourbus met de ramen open, het lenen van andermans vriendjes, pluche grizzlyberen en de onbedwingbare behoefte om te dansen. Kathy nam rustig de tijd haar rechtshandige drumstel voor een nummer in te ruilen voor een linkshandige bas terwijl een van de gitaristen vroeg wie de voetbalwedstrijd van vanavond had gewonnen. De presentatie was een tikkeltje schuchter, bescheiden enthousiast, redelijk relaxt en in een zomers tempo. Feel good band of the summer. The All Girl Summer Fun Band is deze maand nog te zien in Rotown, Rotterdam (29 juni) en Vera, Groningen (30 juni). woensdag 16 juni
Tenderness it welled: slow, swelling. Full it throbbed. That's the chat. Ha, give! Take! Throb, a throb, a pulsing proud erect. Muziek weerklinkt rond een uur of vier in de bar van het Ormond Hotel te Dublin op 16 juni 1904. Het is vandaag precies 100 jaar geleden dat Leopold Bloom er aan zijn geheime liefje Martha zat te denken en een briefje aan haar schreef terwijl Stephen Dedalus' vader Simon piano speelde en samen met vrienden liedjes zong in het elfde hoofdstuk uit Ulysses van James Joyce. Lees het boek en vergeet de recente verfilming. Als je vandaag het boek niet uit krijgt, probeer dan Ulysses For Dummies. dinsdag 15 juni
Eind vorige maand zorgden Wijsjes Uit Het Oosten voor een muzikale zoektocht rondom het Oosterpark in Amsterdam. Zoals je kunt lezen in het verslag op deze site (om precies te zijn op 25 mei) was de zondagmiddag gevuld met liedjes in huiskamers en slechts bedoeld voor een kleine groep toeschouwers omdat de huiskamers anders verstopt zouden raken. Sinds 11 juni zijn flarden van de wijsjes op verschillende plekken in Amsterdam-Oost op te vangen. 'Stadsdeelkunstenares' Loes Diephuis (van het duo Louisa Lilani & John Prop) wist namelijk vijf verkiezingsborden vrij te krijgen en vroeg muzikanten uit Oost een regel af te staan uit een van hun nummers. Zo wordt het houten billboard op het 's-Gravesandeplein, aan de overkant van het ziekenhuis, verluchtigd door De feestverlichting doet het niet, de herhaalde kreet van vocalist Tiers Bakker uit de band Belinda. Zijn broer Sem uit Caesar lichtte een regel uit een nummer van zijn andere band Alpaca: There is nothing lef but fields of doubt. Langs de Mauritskade tegenover de rotonde liet Empee van Solbakken de strofe Always try to miss the end achter, de openingsregel van het album Klonapet. De andere teksten tref je aan op de Linnaeusstraat hoek Ringdijk, de Wijtenbachstraat hoek Pontanusstraat en het Krugerplein. De teksten worden tot en met 16 augustus om de paar weken ververst. De melodieën mag je er zelf bij bedenken. zondag 13 juni Verjaardagsfeestje De punt aan de gitaarhals miste meerdere malen maar net de ogen van de twee mannen die vlak voor de gitarist geknield zaten te luisteren. Andy van The Ex krabde en stompte op zijn instrument, onstuimig schuivend over de vloer, naar de eerste rijen toe en weer terug. Zelf deelde ik met J. de helft van een houten stoel, een ideale positie op de eerst rang al merkte ik pas na afloop dat door deze zitpositie mijn linkerbil geleidelijk aan in slaap was gevallen. De drie muzikanten van The Ex (met naast Andy ook gitaarmaatje Terrie en, tussen hen in, bandgenoot Rozemarie Heggen op contrabas) zwegen en verborgen zich achter oorverdovend geraas. Geen woorden maar snaren, striemend tegen mijn trommelvliezen. Hun langgerekte improvisatie werd geabsorbeerd door de toeschouwers in het kleine zaaltje van Zaal 100. Terwijl hun snaren het publiek omstrengelden bleven de ogen van de drie muzikanten gericht op de vloer. Terrie gebruikte de grond als extra klankbord. Met de hals van de gitaar sleepte hij een pianobankje heen en weer. Zijn versterker gromde. Rozemarie vond een vertrapt bierblikje en dempte er haar krassende hoge basnoten mee. De performance bleef verstoken van melodie. De maatsoort mochten we zelf bedenken. Na vier acts als plezierige opwarmers, verzorgden de drie leden van The Ex het eerste van drie achtereenvolgende overweldigende optredens op het feestje ter ere van het jarige Gone Bald. Aan het begin van de avond strekte de Kroatische/Amsterdamse bedrijvigheid zich uit tot en met de achtertuin waar de muzikanten van alle zeven bands gehaast een pizza wegspoelden met bier. Nog voor een noot had geklonken waren hoofden rood van zowel opwinding als alcohol. Op de vloer van de grote zaal trapte het duo Mika het festival af met een uitgeklede versie van Ministry. Gezeten rechts aan de voet van de volle tribune startte de geluidsman na een teken van de gitarist voor aanvang van elk nummer een tape, de begeleiding voor gitaargebeuk en brulzang door twee al wat oudere lieden. Het klonk heftiger dan het eruit zag. Door het relatief zachte volume werd de metal zelfs aaibaar. De muzikanten van Makazoruki oogden als veteranen. Hun potige new wave was scherp en luid. De kleine zanger slaakte zijn gebroken Engels onderwijl intensief bewegend op makkelijk volgbare ritmes. Lopend van de kleine grote zaal naar het kleinere zaaltje pikten we bij de bar goedkope biertjes op voor onderweg. Het duo Living Ornaments zat klaar achter tafels waarop ze twee computers, een synthesizer en een mengpaneel hadden gelegd. Hun openingsnummer was een combinatie van digitaal opgeroepen strijkers en akkoorden op de piano die in de hoek onder het kleine balkon stond. De set was uitermate publieksvriendelijk. Onregelmatig knerpende elektronica en andere bewust opgeroepen stoorzenders werden gesmoord door eenvoudig tikkende kickdrum en zoete noten. Ietwat overgeconstrueerd maar kwiek voerde Morbide Eenheid complexe instrumentale postpunk uit. Een vol geluid met drukke drums, onrustige gitaar en een bas met maar liefst zes snaren - vijf om de grond mee te doen trillen en eentje extra om in het weekend de was aan op te hangen. Wat de band speciaal maakte was de saxofonist en zijn twee Theremins. Soms blies hij op de sax en toverde hij tegelijkertijd noten uit de versterkers door enkel met zijn elleboog in de buurt van een van de antennes te bewegen. Zoals gezegd begon het goed bezochte, plezierige verjaardagsfeestje in Zaal 100 pas echt te pieken vanaf The Ex. Na hun korte maar intense set verhuisden we naar de grotere van de twee zaaltjes en stonden we oog in oog met Peach Pit. Vorig jaar waren de Kroaten in april voor slechts drie nummers helemaal naar Amsterdam afgereisd. Ditmaal hadden ze Zagreb verlaten voor een langere set. De aandacht en precisie waarmee de vier mannen de gecompliceerde instrumentale stukken speelden was fenomenaal. Twee gitaristen weefden patronen aan elkaar van aan Steve Reich ontleende vingervlugge loopjes en akkoordwisselingen, zonder naar elkaar of naar de drummer te kijken. Ze speelden zoals Hollanders fietsen, schijnbaar onnadenkend en als bij geboorte ingegeven. Een enkele maal keek een gitarist van Peach Pit naar de mensen vlak voor hem, reagerend op dansende bewegingen en op het aanmoedigende gejoel. De bezoekers stonden zo dicht tegen de muzikanten aan dat het leek alsof de band omhelst werd. De set deed denken aan de Amerikaanse band Don Caballero en de wijze waarop zij onverstoorbaar lijntjes aan elkaar regen tijdens hun optreden ooit, lang geleden, in de voormalige Kalenderpanden aan het Entrepotdok. De Amerikaanse superieure presentatie contrasteerde met de ingetogen, bijna verlegen manier waarop Peach Pit speelde. Don Caballero was robuust, Peach Pit voelde aan als fluweel, of, zoals de blije A. me toeriep, Don Caballero was brutal, Peach Pit lyrical. Het tien jaar jonge Gone Bald zorgde voor de afsluiting. Voorman Razorblade Jr. was gelukkig niet moe geworden van het vele regelwerk de hele dag en avond. Opgezweept door de eerdere optredens en het welwillende publiek gaf het trio een van de beste optredens sinds tijden. De lange instrumentale passages zijn constructies waar het makkelijk in verdwalen is, een zwerftocht die je vooral gevoelsmatig moet ondergaan. Het denken liet ik vrijdag vooral over aan de muzikanten. Gitarist/zanger Razorblade ving het glorieuze lawaai op met ontbloot bovenlijf. Zo wispelturig en onvoorspelbaar als hij de laatste jaren kon zijn zo zeker en geconcentreerd was hij vanavond. Zijn ogen wijdopen gesperd, zijn kaken trillend op de onregelmatige ritmes. Hij leek nog altijd op de kinderlijk gretige muziekfanaat die me tien jaar geleden tijdens een concert in de Arena aan de 's-Gravesandestraat voor het eerst aansprak. Enthousiast en innemend, zo af en toe te dwars en te eigenwijs voor zijn eigen bestwil en soms, op mindere momenten, in zijn zoektocht naar perfectie in het verleden te snel geneigd in conflict te geraken met medemuzikanten. Een markante, extraverte en emotionele artiest wiens enthousiasme voor noiserock aanstekelijk werkt, zowel voor de toevallige passant als voor muzikanten en liefhebbers van indringende, wendbare, compromisloze en luide gitaarmuziek. Het slotakkoord was een feestelijk lang uitgesponnen nummer met gastmuzikanten, waaronder een van de oude bassisten, de zus van Razorblade op trompet en een bevriende muzikant op toetsen en saxofoon. Pas buiten merkte ik dat het geslaagde feest me heel diep de nacht in had gebracht. Zonder te klagen liet ik me halverwege de terugtocht overvallen door een ontnuchterende onweersbui. Check ook het verslag op MOMI. donderdag 10 juni Clip Clip van de week: Shitty Bum van C-Mon & Kypski (van hun album Static Traveller op Supertracks). Olivier Tuinier (de acteur uit Het Zakmes) belaagd door animaties. woensdag 9 juni Linksmix
* Nieuwe Nederlandse labels in aantocht: Enfant Terrible (voor elektronische muziek) en het gerelateerde Slumberland Records (voor folk, worldbeat, middeleeuwse geluiden, psychedelica, ritual and mystical sounds, en niet te verwarren met Slumberland Records). *
En nog een onzinlink om het af te ronden voor vandaag: Dokaka, een Japanner die in zijn eentje a cappella krankzinnige versies inzingt van Nirvana, Slayer, King Crimson, Metallica en Miles Davis. maandag 7 juni Ongenood Niemand wist waar hij vandaan kwam en op zijn beurt wist de scherp geklede man zelf niet hoe hij hier was gekomen. Wankelend op zijn gepoetste schoenen staarde hij ons langdurig aan vanachter een zonnebril, terwijl achter zijn rug Gone Bald op luide wijze wiskunde bedreef in de OCCII. Tussen de donker geklede postpunkers stak de man schril af in zijn smetteloos witte pak en meer dan zongebruinde kale hoofd. Hij liep voor het podium heen en weer tussen de speakers zonder te weten hoe te ontsnappen aan de kooi van noise waarin hij gevangen gehouden werd. De vreemdeling verruilde menigmaal de bankjes aan weerzijden van het podium en hield een enkele keer stil daartussen, knielend, klaar om zijn veters te strikken, maar vergeten hoe dat ook alweer in zijn werk ging. Hij stond op, schudde zijn bierfles als een tempelbelletje en staarde naar zijn horloge daarbij kijkend alsof zijn hand in de fik stond. Iemand had hem kunnen waarschuwen dat het beter was jezelf enigszins te beheersen zo vlak voor de gapende muil van Gone Bald en dat het geen goed idee was je te gedragen als een cavia die een dutje wil doen in de bek van een alligator. Als de berekende razernij van Razorblade Jr. wordt verstoord, kiest de voorman van het trio de aanval als enige mogelijke verdediging. Volgens de overlevering had hij enkele jaren geleden in Leiden al spelend een gezette zatlap van het podium rechtstreeks de tafel vol platen en T-shirts in gekegeld en in het AMP heb ik hem ooit middenin een solo een onuitgenodigde zanger dusdanig fel terug het publiek in zien trappen dat zijn slachtoffer tussen stoelen en tafeltjes belandde en daarbij een arm brak. De kale dandy kwam er gisteravond genadig van af. Nog geen seconde nadat hij zonder duidelijke reden een stoel op de tenen van de bassist wilde zetten, stortte Razorblade zich middenin een akkoordwisseling met zijn volle, half ontblote lijf tegen de indringer en stootte hij hem krachtig terug de zaal in. Even leek het of de kale vogel zijn plek kende en in slaap sukkelde bij de rechterspeaker van de vernieuwde OCCII-installatie. Hij werd echter direct opgewekt door de afsluitende band The Chinese Stars. Volgens mij werd iedereen opgewekt van de balsturige Amerikanen. Drummer Craig Kureck mepte als een kwaad op de leuningen van zijn troon stompende magistraat. Zijn woeste ogen bleven verborgen achter donkere brillenglazen. Als hij enkel zijn voetpedaal gebruikte voor een rollende bassdrum, leunde hij op snaredrum en grote trom en keek hij streng over het enige bekken heen. De microfoon in de bassdrum trilde als een testikel in een te ruime zak. Zanger Eric Paul danste aanstekelijk energiek, daarbij ongeveer dezelfde grimassen makend als tijdens het optreden in mei 2002 op dezelfde plek met zijn vorige band Arab On Radar. Dankzij de huidige speelstijl van de drummer zat er meer vaart in het huidige repertoire en klonken The Chinese Stars als Arab On Radar On 45 en Captain Beefheart goes disco. Gitarist Paul Vieira speelde de meeste van zijn gierende, hoge hoekige loopjes met de gitaar in zijn nek. De zanger sneerde, spuwde, blies, rolde met zijn ogen, sloeg op koeienbel en tamboerijn en verkende ondertussen het gehele podium. Het contrast was groot tussen zijn berekende gekte en de wanorde in de kop van de man in het witte pak. Eric Paul speelde gecalculeerd improviserend de clown en had het optreden compleet onder controle. Hasj en alcohol hadden de kale vreemde tot een marionet van zijn eigen waanzin gemaakt. De zanger droeg het nummer Girls Of Las Vegas op aan de sharp dressed man en in de toegift probeerde hij tevergeefs de dronkaard ertoe te verleiden zijn kleren uit te trekken. Zelf had hij zijn broek tot bijna over zijn heupen getrokken. Op verzoek zong hij het slotlied zonder shirt. Zijn volle buik blubberde richting vloer. Muziekweek 24 kon niet beter beginnen. |