![]() |
![]() |
Vido's LogZine
recensies december 2001, januari en februari 2002
The Robocop Kraus is een vijftal jongens uit Henfenfeld. Ze openen hun LP verraderlijk met licht vervormde zang en een ritmebox als in goedkope new wave. Na de valse start begint het album pas echt in The Dead Serious. Let's get underground, zingt Thomas Lang. Hij weet zijn plek in de maatschappij en zet zich af tegen het establishment. We are people in the know, we'll never be like you. In Postmodernism Has Won This Time weerklinkt opgefokte little white punk soul met een wah-wah gitaar en een uit de schroothoop opgevist orgeltje. The Robocop Kraus is verbeten en politiek als Fugazi, klinkt als een serieuze Rocket From The Crypt zonder blazers en als The Make-Up zonder James Brown-citaten. Hun jeugdig elan wordt gedreven door een overdosis adrenaline. Zwalkend tussen hoop en wanhoop zijn de vocalen net niet hysterisch zodat nipt voorkomen wordt dat de stembanden tot bloedens tot stuk gekrijst worden. Tussen de songregels zitten regelmatig sterke oneliners. This life reminds me of a movie I confess/That's way better than a documentary I guess. Politiek bewustzijn gaat hand in hand met observaties over het falen in het communiceren met anderen, zoals met het meisje in Shaking The High Towers waarvan niet duidelijk is waarom ze zo afwezig is (is ze geestesziek of gedrogeerd?). Quiet Days In Cliché gaat over liefde zonder passie, een vrijpartij op de automatische piloot. You Make The Boys Shy heeft een refrein dat je gewoon mee moet zingen, zelfs in je eentje tussen de muren van de huiskamer.
Op de minste momenten is de keuze van geluiden niet zo sterk (de synthesizer in The Man Who Made Eastwood Look So Fine), maar dat blijken bij herhaaldelijk beluisteren niet terzake doende details. De muziek is voor het grootste deel vervuld van en opgeladen door de vele prikkels die de 21ste eeuw een mens kan geven. Uit Modern Attraction straalt de vurige wens meegevoerd te worden in de maalstroom van de moderne samenleving, er wel op lettend dat, waar nodig, gepast tegenwicht geboden wordt. Die drang is zo groot dat de liedjes er bij tijd en wijle van uit hun voegen barsten (Do we go haywire?). De jonge muzikanten zijn nog zoekende naar de beste manier om zich uit te drukken. Without compass but with certainty.
Turn on the stereo. (...) Puzzle me again!
De vijf bandleden doen niet moeilijk. Ze gaan losjes uit de pols loos. De drums in opener Airlock hebben de oppeppende motorik van Neu!, de smerig fuzzy bas hakt staccato op de tel, twee gitaren spelen hun eigen loopje en een contrabas geeft zangerige accenten. Het is een uiterst dansbare ondergrond voor de langzaam spelende trombonist. Langere stukken worden afgewisseld met korte fragmenten uit wat vast langere sessie zijn geweest. In Bromide Fist haalt elektronicawizzard Tim Wright zijn stem door een vocoder. Een gitaarakkoord van Neil Griffiths raast door een wah-wah pedaal. Het effect lijkt een beetje op een psychedelische versie van Trans Am. Als drummer Rowan Oliver in het dreigend kalme Body In The River de percussie ter hand neemt, wordt de ritmische basis gelegd door een drumcomputer. De sfeer wordt verder bepaald door drie losse noten op gitaar en een sampleloop van iemand die met moeite in- en uitademt. Als Oliver terugkeert achter de drumkit verandert het trage intro in een aanzet tot live drum'n'bass om net zo snel weer terug te keren naar het basistempo.
De loodzware, verminkte bas sleept zich voort in de vlotte zesachtste maat van Whalebone Smack. Oxhorn begint structuurloos met een hels kabaal, waarna Sand snel de draad weer oppikt en in mellow jazzy vaarwater belandt. Gelukkig wordt een gesamplede gitaar als stoorzender ingezet. De nadruk ligt het merendeel van de cd op het woord zwaar met uitstapjes richting overtreffende trap. Het heftigst tekeer gaan de bandleden in de afsluitende twee minuten van Rubber Eye. Simplistisch gebeuk gaat gepaard met krijsvocalen. De noise blijft op Still Born Alive constant binnen de banen van de steady beat. Het rauwe repertoire is als primitieve, rituele muziek voor een moderne wereld waarin gasmaskers worden gebruikt als dansmaskers.
Auburn Lull North Territoral/Van Der Graaf (7" op Zeal Records)
Aan de ene kant verbaast het me dat deze muziek tegenwoordig nog gemaakt wordt, maar tegelijkertijd ben ik blij dat de jeugd van tegenwoordig niet alleen maar met een rip-off van The Human League aan komt zetten. Misschien is dat wel wat me het meest bevalt aan deze single. Wie weet zorgt de band ervoor dat genegeerde en vergeten geluiden (opnieuw) gehoord worden. Het debuutalbum van Auburn Lull wordt binnenkort opnieuw uitgebracht via Darla, later dit jaar gevolgd door een tweede cd.
Op kant B krabbelen de Britten overeind dankzij de remix van Third Eye Foundation. Hij versnelt de trage tred door extra drums in de maten te stoppen. Het liedje The First Touch, dat we in de originele versie op kant A tegenkwamen, wordt omringd door onwerelds klinkende viool- en stemsamples. In Surface worden lichtelijk ontstemde gitaarsnaren een voor een in driekwartsmaat aangeslagen en zorgt een overstuurde gitaarsolo voor het ontladen van de spanning. De mini-lp sluit af met (The Last Letter), een geluidssculptuur van lage, achterstevoren afgespeelde gitaarfeedback. The Gatehouse klonk in de platenzaak veelbelovend, maar thuis ga ik er niet stijl van achterover. De groep is nog teveel zoekend naar een eigen geluid.
Bittová heeft niet alleen de gave van de veelkleurige stem, ze vormt tevens een eenheid met haar instrument. The violin is one of the finest musical instruments. It shapes and transforms me, awakens my feelings and emotions, fulfils me in the term, pointing to the highest values in my attitudes to music, to other people, and to myself, legt ze uit op haar website. De stemexperimenten gaan niet zover als Diamanda Galás of de Nederlandse Greetje Bijma. Bittová blijft op de in Bratislava opgenomen cd Cikori dicht bij de Oost-Europese folkmuziek die ze combineert met jazzelementen. Kenmerkend voor de composities is dat Bittová vaak meezingt met de melodielijnen die ze op haar viool speelt. Ze wordt daarbij regelmatig vergezeld door de trompet van František Kucera. Tegen het einde van het nummer Kocka doet hij een vraag-en-antwoord-spel met haar. Muzikant en instrument vormen vaker een eenheid zoals bijvoorbeeld in het korte moment in Mravenci waarbij percussie en stem tezamen als een ratelende typmachine klinken. In Polykacka Nožu worden feestelijke ritmes gemakkelijk afgewisseld met onvervalste melancholie. Zapiskej begint als een Middeleeuws dansnummer en verandert halverwege van kleur als contrabas (Jaromir Honzák) en akoestische gitaar (Vladimir Václavek) een rustig loopje in vijfachtste maat spelen, ruimte gevend aan trompetsolo en de zang en viool van Bittová. De repeterende motieven van drummer/percussionist Miloš Dvorácek op steeldrums in het bezwerende Kridla hebben het effect van versnelde gamelan. Het maakt het nummer tot een van de hoogtepunten van een plaat die opvalt door afwisseling en spelplezier. De korte afsluiter Kazu is het enige freejazz moment op een verder zeer toegankelijke cd.
Samen met drumster Katherina Ex van The Ex toert Iva Bittová deze maand door België en Nederland.
De nacht valt. Het donker nadert. Wind waait langs flatgebouwen. Generatoren zoemen diep onder het asfalt.
Jimmy Tamborello (Figurine, ex-Strictly Ballroom) van Dntel is op zijn debuutalbum heel consequent in het gebruik van geluid. Zo vindt je slechts zeer zelden in zijn ritmes de snaredrum terug. Zijn voorzichtige drumtracks bestaan voornamelijk uit basdrum, hi-hat en tikken op de rand van de snare. Orkestrale klanken zitten vaak verborgen in de mix zoals de violen in Fear Of Corners, laag en traag als in het repertoire van GAS. Aan het slot desintegreert het nummer tikkend en krakend. Beluisterd in halfslaap vervormen dagelijkse geluiden in een hartslag waarin elke klank lijkt verweven. De cadans van treinwielen over een spoorlijn, een gesprek dat gevoerd wordt in een nabijgelegen kamer, de accordeon op de hoek van de straat. Alles komt tezamen en beweegt zich ongemakkelijk voort als een sculptuur dat de geest heeft gekregen. Wat eerst een heldere structuur lijkt te hebben, raakt plotseling in verval. Zelfs de zanglijnen zijn dan niet meer coherent, zoals in Suddenly Is Sooner Than You Think. Outside. Under. Around. Backward. Into the crowd, fluistert Meredith Figurine slaapwandelend tussen de menigte.
In Dreams, playbackt acteur Dean Stockwell in de film Blue Velvet. In Dreams, zingt Rachel Haden (That Dog) zacht in Why I'm So Unhappy. De houvast die ze heeft zijn de zachte gitaarnoten van Brian McMahan (ex-Slint, The For Carnation). Rachel neuriet over broeierige violen heen. Een bloedmooi moment al blijf je op de hoede voor wat achter al dat moois te voorschijn kan kruipen. Het Lynchiaanse landschap toont aan de oppervlakte rust, schoonheid en zekerheid. Daaronder broeit het gevaar en brokkelt de bodem langzaam maar zeker onder je voeten weg. In Fireworks wordt de rustig voortstampende basdrum wreed onderbroken door een drumsolo. Voor het eerst op de cd horen we een snaredrum. Het mag niet lang duren. Dntel verscheurt het geluid heel snel met hulp van elektronische effecten zodat de steady beat, ietwat ontdaan na de aanval, de draad op kan pikken. Het voorlaatste en door Benjamin Gibbard (Death Cab For Cutie) gevoelig gezongen nummer (This Is) The Dream Of Evan And Chan is vergeleken bij de eerdere tracks bijna een popliedje zoals The Notwist ze tegenwoordig pleegt te maken. Het lijkt wel vrolijk. Schijn bedriegt. It was perfect until the telephone started ringing.
Het leven is vol mogelijkheden, volgens de titel van het album. Er kan ons van alles overkomen. Dntel doet, net als in een sleutelscène in Lynch's nieuwste film Mullholland Drive, vermoeden dat om de hoek van de muur onheil ons staat op te wachten. Life Is Full Of Possibilities is de gok meer dan waard.
Ten And Tracer Keylemon Reports (lp op U-Cover Records)
Wat een stilte op deze pagina, zal de vaste bezoeker van deze site denken. Sinds 8 januari geen plaatje meer besproken! Komt die Vido tegenwoordig wel eens in een platenzaak? Natuurlijk wel, maar in de winkels liggen nog niet genoeg interessante albums, singles en 12" EP's met het jaar 2002 achter de (c). Afgelopen weekend kocht ik veel tweedehands (ondermeer Moondog, Her Space Holiday) en heb ik mijn hiphopachterstand ingehaald (Aesop Rock, Clouddead, Missy Elliott). Niet elke plaat kan ik overigens bespreken. Een weloverwogen oordeel kost enige tijd en voor je het weet loop ik achter en heb ik een Manhattan aan onbeluisterde cd's in de huiskamer liggen waar ik nooit meer doorheen kom. Ik beperk me tot de krenten uit de pap en bespreek alleen platen waar ik echt enthousiast over ben of, in een enkel geval, helemaal niet goed van word. Een andere reden waarom ik deze maand achter loop is het recenseerwerk voor het enige nationale underground muziekblad dat Nederland rijk is: FAKE. Het nieuwste nummer is in aantocht en ik zit tegen een deadline aan te hikken.
De oervaders van de kabbelhouse zijn Ian Harvey Cooper en Paul John Hammond van het Britse Ultramarine. Hun album Every Man And Woman Is A Star (Brainiak Records, 1991) staat vol lieflijke dance die eerder uitnodigt tot doezelen op de bank dan je verleidt tot een dansje. Het citaat in het cd-boekje is typerend voor kabbelhouse: There is music for the body and there is msic for the mind. Music for the body picks you off the floor and hurls you into physical activity. Music for the mind floats you gently downstream, through pleasurable twists and turns, ups and downs, rapids and calm waters. And sometimes there is music for the body and for the mind. Op de hoes van Every Man... staat een vredesduif getekend en prijkt een foto van een gelukkige hippiefamilie. Live in Paradiso, in het voorprogramma van Björk tijdens haar eerste Nederlandse solo-optreden, stonden op het podium twee gewone Engelse jogens die gezien hun postuur niet vies waren van een biertje. Visueel was hun optreden net zo opwindend als door het raam kijken bij EasyEverything, maar aangenaam was het zeker. Hun muiek kabbelde prettig voort als een helder beekje op een zonnige zaterdag. Bij kabbelhouse is er geen gevaar voor de volksgezondheid.
Plastik I Am Systematically In Love With You/One Dimensional
Cowboy (7" op Static Caravan)
Mir Year Of The Monkey (7" op El Presidente)
MOtel Hey Hey/Howard And The Robot (7" op Sickroom Gramophonic
Collective)
Net als de single van OPC is die van Plastik al wat langer uit. De
bandnaam is goed gekozen want I Am Systematically In Love With You klinkt als de muzikale variant van plastic. Het is lieflijk en blij voortkabbelende leestafeldance en kunststofpop waarbij de vocalist even is weggelopen voor het drinken van een glaasje limonade. In plaats daarvan zingt een vrouwelijke computerstem enkele malen de titel. One Dimensional Cowboy is grilliger dankzij een op een gitaar lijkend geluid dat tegelijk probeert te soleren als te praten. In de begeleiding zit een gesamplede contrabas. Deze fijne elektronica is warm, toegankelijk en bescheiden en zou niet hebben misstaan in de catalogus van Darla (denk aan Flowchart, Flowtron, Sweet Trip en Technicolor).
Britse indiepop komt niet bepaald met bakken tegelijk mijn gestaag groeiende collectie binnen, maar Mir uit Leeds is van harte welkom. Niet het minst omdat
Year Of The Monkey op kant A van hun al eind 2000 opgenomen en pas veel later uitgebrachte single is geremixt door Ian Crause. Ian wie? zullen jullie terecht vragen. Ik heb het ook moeten opzoeken, maar toen ik zag dat het om een voormalig bandlid van Disco Inferno gaat, was ik zeer verheugd. Disco
Inferno is al geruime tijd ter ziele en de twee keer dat ze in Paradiso speelden waren rampzalig. Hun albums en singles bevatten echter een zeer
bijzondere mix van depri-liedjes omringd door onaardse elektronische effecten. Year Of The Monkey baadt in een flinke galmbak en is volgepropt met allerhande instrumenten (naast het standaard rockinstrumentarium onder andere een koor en kerkorgel uit de sampler en een zenuwachtig aangeslagen pianonoot) waardoor het liedje bijkans barst van de orkestrale bombast. Heerlijk. Gitarist Dan zingt slaperig een mineur aangezet refrein en zijn maatjes Christian, Adrian en Julian zorgen voor het bandgevoel. Palace en Ecouté, de beide liedjes op kant B, klinken heel erg als een Britse variant op Pavement. Het gaat van oe-la-la-la in het intro van Palace en de zang gaat in de coupletten vrolijk mee met de gitaarlijntjes. Gastmuzikant Richard Formby speelt een stoer jankende solo op lapsteel. Ecouté is kaler en ingehouden. De site van Mir is helaas sinds 25 november 2000 niet meer geüpdate, vandaar dat ik niet weet of we nog meer moois kunnen verwachten van deze Britten.
In het tweede nummer With This Ring lijkt de technostem beschonken en volgen sequencers hem gevaarlijk slingerend over het door een electrobeat geplaveide asfalt. Voordat je heel blij wordt van dit nummer is het alweer voorbij en word je opgeschrikt door wat op een mislukte grap lijkt. De computer zingt niet net als good ol' HAL 9000 het kinderliedje Daisy, nee, we worden getrakteerd op het traditionele What Shall We Do With A Drunken Sailor. Ja, je leest het goed en hoort wellicht, zonder de plaat zelf in huis te hebben, hoe Stephen Hawkin luid lallend en getooid met feestmuts op zijn rolstoel door de woonkamer heen suist. Pas bij de tweede luisterbeurt had ik enigszins vrede met het idee naar een niet al te serieus bedoelde noveltyplaat te luisteren. Een carnavalslied op Rephlex, wie had dat kunnen voorspellen.
30 december 2001
Various Artists Soothing Sounds For Raymond (A Compilation Of Music Inspired By Raymond Scott's Soothing Sounds For Baby) (cd bij het blad Badaboom Gramophone)
Veertien bands en solisten brengen op Soothing Sounds... een ode aan de reeks platen die Raymond Scott circa 35 jaar geleden uitbracht onder de titel Soothing Sounds For Baby (in Nederland op cd heruitgebracht door Basta Records onder productionele leiding van Gert-Jan Blom). Scott was met deze plaat (die net zo goed voor baby's als voor hun ouders was bedoeld) zijn tijd ver vooruit. Brian Eno mag dan midden jaren zeventig het woord ambient hebben uitgevonden, Raymond Scott was de pionier in het genre. De eerste vijf bijdragen op de tribute cd zijn babyproof. Alea begint in Lullaby met de ademhaling van een baby. Een digitale muziekdoos wiegt de luisteraar in slaap en anders zorgt de herhaling van het woord sleep daar wel voor. De Amerikaanse laptophooligans van Cex laten castagnetten ratelen en buigen als nieuwsgierige tantes hun hoofden over de kinderwagen. Ooooh, baby, verzuchten ze over een niet al te extreem verknipte akoestische gitaar. Hun And Now The Babies Are Playing Mozart For Their Children is een Windowlicker for infants. Bogdan Raczinsky laat hoge analoge synthesizers vibreren als een jolige Wendy Carlos. Geometric Farms leggen een comfortabel kussen onder de babyhoofdjes met hun aan oude Vangelis refererende toetsenwerk, het zachte percussiegetrommel en de hele lage basdrum. De dromerige stemming wordt voorgezet door Hausmeister. In hun bijdrage Stinner (ook te vinden op hun dit jaar verschenen album Unser) wordt een licht somber thema op kinderxylofoon gespeeld onder begeleiding van akoestische gitaarakkoorden. Vanaf de sprookjesmuziek van Marumari is het gedaan met de ongestoorde nachtrust van de pasgeborenen. De prettige bliepjes als vanuit een vooroorlogs computerspelletje worden, naarmate het nummer vordert, overstemt door scherpe, agressief vervormde feedbacknoten en steeds luidere en zich naar de voorgrond verdringende ritmetracks. Pas echt wakker worden de kleintjes wanneer Neerlands trots Solex in Goldwaffle een schoolklas getallenreeksen (een, twee, kopje thee) en woorden (appelboom) laat opdreunen ondersteund door de uit duizenden herkenbare samplekeuze van de Amsterdamse: een slepende roffel op de snare, een flard piano, spaarzame en repetitieve noten op een staande bas en de onverwachte saxuitstoot aan het slot. Schots en scheef is ook het korte Rhapsody In Glue van The Media dat bestaat uit rudimentaire flarden gefluit, percussie op pannen en deksels en snippers van een rocknummer vanuit de repetitieruimte. De rust keert tijdelijk terug bij de willekeurige maar wel netjes binnen de toonsoort drijvende warme new age-noten van Arovane. Bandruis zweeft er als een koor van nachtelijke krekels doorheen. Na de babytriphop van Casino vs. Japan jagen de Telstar Ponies het kroost de stuipen op het lijf met het indringende en tien minuten durende Calvin. De lo-fi opname van een drone op ontstemde viool en spookachtige vrouwenzang klinken bij elkaar als een grote, vertraagde doedelzak. Het hele nummer heeft de troosteloze sfeer van muffe studio's in grotestadskelders en benadert de onwezenlijke schoonheid van de in Nederland zwaar onderschatte The Tower Recordings (check vooral hun The Fraternity Of Moonwalkers uit 1996). De kleine zal bij jullie thuis (en anders wel bij de buren) onverbiddelijk in een onbedaarlijk krijsen uitbarsten. De compilatie eindigt vaag, mysterieus en een tikkeltje dreigend met Flowchart en Ensemble met daar tussenin Dominions die met de zachte mannenzang en collagevorm in Transistor Angels doen denken aan Nurse With Wound. Soothing Sounds For Raymond is een compilatie die de avontuurlijke geest van Raymond Scott een geslaagde hedendaagse interpretatie geeft. 26 december 2001
Chessie Overnight (cd op Plug Research)
Op Chessie's eerdere albums (Signal Series uit 1997 en Meet uit 1999, beiden uitgebracht op het reeds ter ziele zijnde Amerikaanse label Drop Beat) werden de experimenten met gitaren en machines gecombineerd met (break)beats. Het ontbreken daarvan op Overnight maakt de muziek nog beeldender. De plaats waar onze reis gaat beginnen heet Electro-motive. In de verte zwermt een grote groep meeuwen boven de golfende branding. Een van de roofvogels is naderbij gekomen en giert cirkelend boven onze hoofden. Daylight klinkt als een fragment van een nummer van Seefeel. De trein heeft zich in gang gezet. De fade-out voelt aan als het binnengaan van een bergtunnel. Als we daar uit te voorschijn komen heeft de duisternis zijn schaduw over de bergen geworpen en worden we geleid door de diepe puls in K Tower. De gitarist die ons vergezeld raapt voorzichtige zijn noten op. In Pantograph Up houdt het sissen van de stroomtrein ons uit de slaap. We stappen over op Cross Harbor Interchange waarna de tocht een nieuwe wending krijgt op de Northern Maine Junction. We staan stil en zien dat de bergpieken plaats hebben gemaakt voor een wijde steppe. De immense ruimte wordt verbeeld door kale, vervormde hamers op snaren van een akoestische piano. Wit geraas komt dreigend dichterbij gekropen, maar de storm weet ons net niet pakken te krijgen. Overnight geeft je het gevoel dat het doel van de reis nooit bereikt zal worden. We blijven altijd onderweg. De plaats van bestemming opgeborgen in een droom. 23 december 2001
Min Songs For The Happy Few (7" op Grond)
De stem in de breekbare ballad Not An Inch op kant B doet onvermijdelijk denken aan Will Oldham. De lieflijke zang contrasteert met de duistere teksten. De strofe There's blood on my shoes doet vermoeden dat het hier om een murderballad gaat. Aan het begin van Desire wordt in het Nederlands het ritme afgeteld. De somber donkere mannenstemmen klinken als een Leonard Cohen-tweeling en ook de paar eenvoudige gitaarakkoorden maken de vergelijking met de Canadese bard onafwendbaar. De kopstem van kant A keert terug in het tweede refrein: Desire/Desire is what it was/It's fire/It's fire is what it was. Min weet de sfeer goed te treffen al moet je wel in dezelfde stemming zijn om door hun muziek te worden meegesleept. Uit hun teksten doemt het beeld op van een verlangen dat allang is vervlogen. Daar heb ik voorlopig nog geen last van. 19 december 2001
Generation Aldi Generation Aldi (12" op Payola)
Nog meer Generation Aldi: een videoclip (Quicknet) van Bratislover, een wat softer nummer dat niet op de EP staat + een Duits interview op Partysan 16 december 2001
Accelera Deck/Sybarite (split-7" en deel 8 in de singleserie op Awkward Silence Recordings)
Kant B van deze splitsingle bevat overigens een nummer van Sybarite. Zijn mooi vormgegeven webpagina is iets te groot voor mijn kleine laptopschermpje. Lapsong bestaat uit een loop van vertraagde instrumenten (een klassieke Third Eye Foundation-truc), analoge ritmeboxen, een namaakpiano en gefilterde violen aangevuld met storingsgeluiden. Vernieuwend is het zeker niet. Sybarite biedt het bekende geluidspallet. Het is smaakvol gedaan en dat kan soms voldoende zijn. Helaas staat Lapsong ook al op de single-compilatie Placement Issues (LP op Static Caravan), een album waarvan de hoes niet vermeldt dat het om een compilatie gaat. Daar kom je pas achter als je single en album thuis op je gemak bestudeert. Zo ga je niet met trouwe en hard sparende platenkopers om! 13 december 2001
Yellow6 Lake:Desert (cd op Ochre)Otto von Schirach 8000 B.C. (cd op Schematic)
Voor degenen die geen vijftig piek willen uitgeven aan een import-cd die je gek maakt: leg de laatste cd van Hood in de lade van de speler, ga direct door naar track nummer 7 en zet de eerste 38 seconden op repeat. Dan kom je al een heel eind. 8 december 2001
FortDax Like Cream Inside Your Spine (7" op Static Caravan)Bola Pae Paoe (7" op Skam) Na opnieuw een lange concertavond neem ik op mijn vrije zaterdag de tijd een stapeltje singletjes te draaien. De ideale manier 7" singles te beluisteren is door ze een plekje te geven op een zelfgemaakte compilatie. Bij gebrek aan cd-brander doe ik het met ouderwetse cassettes. In de platenzaak heb ik al gehoord hoe de plaatjes ongeveer klinken. Zo is het gemakkelijk goede combinaties te maken op de magnetische band. De singles van Fortdax en Bola bijten elkaar zeker niet. Het Britse FortDax is de parmantige van de twee. Je kunt in Like Cream Inside Your Spine horen dat het geen mensenhanden zijn geweest die op statige wijze de pianotoetsen beroeren. Telkens als het korte thema opnieuw wordt ingezet vult FortDax (roepnaam Darren) het aan met nieuwe elementen, zowel ritmisch (typische Autechre-ritmes) als melodisch (synthetisch strijkorkest en koor). De muziek zit ergens tussen uitgelaten en melancholiek in. Ik kan zo snel niet beoordelen naar welke kant de meter uitslaat. Het snellere tempo in Tiny Pony Hoisted By Harness Into Moonlight laat er geen twijfel over bestaan: FortDax is opgewekt en vrolijk. Het afsluitende derde nummer Farther Along is van een heel andere orde. Er wordt in gezongen en het klinkt als een soort volksliedje dat neigt naar een kerkliedje. Elektronische muzikanten beginnen klaarblijkelijk steeds meer interesse te krijgen voor spiritualiteit. Hier kom ik later deze week op deze pagina op terug.
4 december 2001
Borthwick hollAnd Filliers Helene (cd op Temporary Residence)
In de jewelbox zit een vel papier met daarop een lang gedicht geschreven zonder interpunctie net als in het laatste passievolle en levenslustige hoofdstuk van Ulysses waarin Molly Bloom onverbloemd haar verlangens omzet in kleurrijk proza. A twist a flash a glow a smile in love. De Franse vrouwenstem leest het Engelstalige gedicht met licht accent voor in een lege kamer. De woorden worden welhaast zonder emotie uitgesproken. Je hoort in een naastgelegen ruimte mensen met elkaar praten, wat je duidelijkst merkt wanneer de muziek totaal afwezig is. Een stoel kraakt. De gitaren (ik meen er twee te tellen) spelen een minimaal thema dat minuten lang in hetzelfde akkoord blijft hangen. De cadans doet je bijna in een dromerige roes geraken ware het niet dat hollAnd zijn bronnen zo verknipt dat je telkens opschrikt van de plotselinge onrust die ontstaat. Of je schrikt van de stiltes die regelmatig voorkomen. Helene is wat dat betreft een gatenkaasalbum. De woorden uit het gedicht worden door elkaar gehusseld, achterstevoren afgespeeld, herhaald, versneld. Het kraken van de stoel wordt geïsoleerd en uitvergroot en vormt met snippertjes medeklinkers een elektronisch effect even willekeurig ritmisch als knikkers die van een trap afvallen. De cd heeft maar 1 nadeel: hij is flink aan de prijzige kant. Luister daarom zelf eerst goed voordat je eventueel tot aankoop over gaat. Tekst: Vido Liber Voor overige recensies kun je terecht in het archief. |