home
|
Vido's LogZine
zondag 30 december 2001 Van supersaai tot superster Gisteravond beleefde een afgeladen Melkweg een mooie afsluiting van een jaar vol concerten. Niet dat alle bands even de moeite waard waren. Vooral Supersub bood ons een overbodige reeks herhalingsoefeningen. Johan liet daarna horen hoe het wel moest. Als je meer over hun optredens wilt lezen kun je hier terecht. donderdag 27 december 2001 Eindelijk Het viel niet mee, maar het is gelukt. Hier vind je mijn persoonlijke overzicht van het beste en slechtste van 2001. Ik had deze week nog de straat op gewild om de onbekende titels die worden genoemd in de nominatielijst van Fake Jazz te kopen en thuis te beoordelen. Het is echter zulk waardeloos rotweer dat ik liever binnen blijf om het moois dat ik al in huis heb nog maar een keertje op te zetten. Het zal overigens niet eens zo gemakkelijk zijn platen te vinden van obscure bands als Surface of Eceon en Avey Tare, Panda Bear, Geologist. Je kunt tot 16 januari stemmen op de genomineerden. Zaterdag is het laatste live-concert (in de Melkweg) waar ik dit jaar naar toe ga. Als ik na afloop energie over heb, geef ik een laatste oordeel over Coparck, Johan en Supersub. maandag 24 december 2001 Hell yeah! De hel bestaat en is vanaf 10 januari te zien in een bioscoop bij jou in de buurt. Voor meer details kun je hier terecht. Zinloos kerstvermaak How often do you find yourself on the internet looking at the same boring pages? vragen de bedenkers van Random Website zich af. You know there is something out there but you don't know where to look. Om je een handje te helpen kun je bij Random Website klikken op een plaatje van een man met pijp of op het woord Randomlink. Totaal willekeurig springen webpagina's op in een nieuw scherm. Ik heb geen idee wat voor techniek hier achter schuil gaat, maar ze hebben goed nagedacht over wat je voorgeschoteld krijgt. Naast enkele hele saaie, zijn de links voornamelijk politiek (merendeels flink links van het midden), cultureel of onbedoeld komisch van aard. In die laatste categorie valt het overzicht van de platen die je kunt kopen bij de Freedom From Religion Foundation. Vooral het album Friendly Neighborhood Atheist van Dan Barker met liedjes als Stay Away Pope Polka en You Can't Win With Original Sin lijkt me behoorlijk hilarisch. Andere pagina's die ik voorgeschoteld kreeg waren van het label Slap-A-Ham (for hardcore, thrash, sludge, power violence, punk, crust, grind, doom, fastcore, slowcore, or just plain noise), Groove Chamber (met een beetje flauwe kerstanimatie), het filmmagazine Movie 666 (We strive to feature alternative, interesting perspectives on a wide number of topics), een site voor slecht getekende lampen (!?), Soundtoys (voor interactieve experimenten met beeld en geluid) en vreemd genoeg een heleboel random links naar Nederlandse weblogs. Misschien zit je eigen site er wel tussen. Je weet maar nooit. Probeer het uit. Trust me. How bad could it be? Of verknal je kerstdagen met een dom computerspelletje. Bedenk wel: Hi-tech maps of the mind show that computer games are damaging brain development and could lead to children being unable to control violent behaviour, volgens The Observer. zondag 23 december 2001 Eindhalte Amstelveen Bij halte Onderuit blijft de tram stilstaan. Door de kou kunnen de tramdeuren niet meer goed sluiten. Een jonge, mollige man in GVB-rode jas stapt de coupé binnen en meldt ons dat zijn ritje zojuist uit de dienstregeling is geschrapt.Via lijn 5 kom ik alsnog in het bruisende, culturele hart van Amstelveen. Er is geen levende ziel te bekennen tussen de flats en de bouwput rondom halte Binnenhof. Het schijnt dat hier mensen wonen, maar ik heb begraafplaatsen gezien die levendiger zijn. De mensen van Amstelveen zitten thuis verstopt achter de gordijnen massaal naar Love Letters te kijken. Ik geef ze geen ongelijk. Buiten is het glad, guur en donker. Door de sneeuwvlokken zijn straten en stoepen niet meer van elkaar te onderscheiden. Glibberend baan ik mij een weg. Na een eerste weigerachtige trambestuurder wil pas de tweede me vanuit zijn met kerstslingers versierde noodkot de weg wijzen naar jongerencentrum P60. De oude man moet wel eerst heel diep nadenken. P60? Jongerencentrum? Dat zal dan bij de nieuwe Schouwburg zijn. Hij zegt dat ik richting winkelcentrum moet lopen. Het centrum is totaal uitgestorven. In het voorbijlopen ontwaar ik in het verlichte interieur van een Japanse restaurant een handjevol gestrande zielen. Een Japanse kok kijkt verdrietig naar buiten en zal alleen zijn eigen sombere gezicht weerspiegeld zien in het raam. Zigzaggend langs gesloten deuren van winkelpuien beland ik op het Stadsplein. Het is een grote kale vlakte omringd door naargeestige en protserige architectuur. Uit een van de cafés klinkt het geschal van studenten die meezingen met een plaat van André Hazes. De gebouwen zijn zo modern dat je geen idee hebt waar ze allemaal voor dienen. Van bewegwijzering of naamborden hebben ze hier niet gehoord. Waar zouden ze P60 verstopt hebben? Dankzij de aanwijzingen van een vriendelijke dame die net de Schouwburg uitstapt kom ik bij de juiste deur terecht. Ik klop aan en sta tegenover enkele hele enge, strak in het pak gestoken zware jongens. Waarschijnlijk staan ze hier om me een veilig gevoel te geven. Meestal krijg ik juist het tegenovergestelde gevoel. Waar brede bouncers staan is het vaak niet pluis. Het valt gelukkig mee. Je kunt niet verwachten dat een enkele maanden oud jongerencentrum direct al sfeer heeft. Het voorcafé is een kale wachtkamer met een enkel bankje en een paar plantjes. In afwachting van de band maak ik een rondje door het pand. Het ziet er brandschoon uit. Je moet heel goed zoeken naar tekenen van rock-'n-roll. In een van de kleedkamers zijn, verstopt achter een pilaar, nog maar twee tekeningetjes gekalkt en alleen Coparck is zo brutaal geweest een sticker op een steunbalk te plakken. Het zal minstens een jaar is duren voordat deze ruimte is bezaaid met onbestemde vlekken. Het voorcafé lijkt niet geschikt voor het programmeren van bandjes. De muzikanten staan beneden naast een groot raam dat uitkijkt op de nieuwe bibliotheek en een stuk plein. Er staan een luie bank en een paar stoeltjes. Via een trapje omhoog kom je bij tafeltjes, stoeltjes, enkele internetcomputers en de bar. Je kunt aan de reling hangen en van bovenaf de muziek tot je nemen. Als vijf mensen daar staan wordt het voor de overige bezoekers moeilijk de band te zien. Het meeste zicht heb je als je buiten staat. Veel voorbij lopende mensen blijven stilstaan en drukken uit nieuwsgierigheid hun neus tegen de ramen. Zo te zien kunnen ze op het plein zelfs de muziek horen, want een vader met zoontje op zijn schouders maakt een kort dansje. Metz speelt vanavond voornamelijk voor vrienden en bekenden. Ze worden er een beetje melig door. Ze lachen zo vaak om hun eigen fouten dat het ons ook gaat opvallen. Bassist Arne heeft de meeste pech. Het eerst couplet is nog niet eens uitgezongen of hij voelt al een stroomstoot door de microfoon richting zijn lippen schieten. Een paar nummers later wil zijn sampler een loop niet starten. Als dat tegen het einde van de set wel lukt, springt een snaar bij een gitarist/zanger Josse. Tegen het einde van de set lijken Josse en Arne bijna ruzie te krijgen als de eerste een verkeerd akkoord aanslaat en minuten lang de juiste maar niet weet te vinden. Het blijft gelukkig bij wat speels valse blikken. De vier mannen hebben hun taken vakkundig verdeeld. Rechts concentreert de ernstige Josse zich op zang en gitaar. Drummer Cris probeert Larry Mullen naar de kroon te steken. Arne en Mark wisselen het meest van instrument. Als het moet speelt Mark de elektronische piano met de hals van zijn gitaar. De drie staande muzikanten wisselen de vocalen af. Die afwisseling is niet alleen prettig om naar te luisteren, het zorgt er tevens voor dat je constant met je ogen de bandleden langsgaat om te zien waar de geluiden ditmaal vandaan komen. De instrumenten vullen elkaar mooi aan. Het wordt nergens te druk of te vol. Het geluid is vaak heel open met ruimte voor spannende stiltes. Tijdens het optreden probeer ik hun muziek te plaatsen. Het valt niet mee. Ik hoor verschillende dingen: zangstukken van Smog, subtiele elektronische inbreng als bij Califone, een snippertje Antwerpen, een mannelijke versie van The Breeders, de kalmte van Spain. Metz is niet makkelijk te duiden en dat is een goed teken. Ze spelen veel rustige nummers vol onverwachte maar nergens storende wendingen. Het venijn zit in het staartje als in het laatste nummer alle volumeknoppen voluit open gaan voor een keihard en noisy slot. Precies wat ik nodig had vanavond. Terug in de kou houden twee piepende oren mij gezelschap als ik op zoek ga naar een tram die me terug zal brengen naar de bewoonde wereld. Ik geloof niet dat ik spijt heb van deze onderneming. Op de site van het NPI staat de RealAudio-versie van het sterke Kiss & Ride en op de site van Metz kun je een akoestische versie van Side By Side (MP3) downloaden. vrijdag 21 december 2001 Exiopië De OCCII was gisteravond zo vol dat ik van drummer Han Bennink met een beetje geluk alleen maar zijn rood aangelopen hoofd zag. Hij verzorgde een oorverdovend voorprogramma door op immer onnavolgbare wijze zijn drumstel te geselen. Hij gaat volgende maand samen met The Ex naar Ethiopië voor een korte tournee en het gezamenlijke optreden in de OCCII was een try-out. Ik kan me niet herinneren zanger Jos eerder zo nerveus te hebben gezien. Volgens mij werden de Ethiopische covers die ze sinds kort op hun repertoire hebben staan vanavond voor het eerste voor publiek gespeeld en dat viel niet mee. Jos had de teksten voor alle zekerheid op papier gezet en moest regelmatig spieken. Hij gaf aan bij het refrein te zijn aanbeland door zijn vuist in de lucht te steken. Pas nadat drumster Katrin zijn plaats had ingenomen werd The Ex meer relaxt en veranderden ze zowaar in een feestband vol swingende Afrikaanse blueslicks. Ze speelden zelfs een ballad! Wie had dat twintig jaar geleden kunnen bedenken? De stemming in het kale zaaltje was uitgelaten. Enkele Ethiopische gasten sprongen tussen de voorste rijen voor een demonstratie van de meest geschikte danspasjes. Han Bennink liet ondertussen horen dat chaotisch rammen op trommels ook strak kan zijn. Rondom de covers speelde de groep nummers van de albums Starters Alternators en Dizzy Spells aangevuld met een enkele gouwe ouwe. Na de vrolijke fuifnummers viel het eigen repertoire een beetje zwaar op de maag. Een gedeelte van het publiek smeekte na de eerste toegift om nog een Ethiopisch liedje, maar dat durfde The Ex niet meer aan. The Ex heeft me weer prettig verrast. Wat een wereldband. woensdag 19 december 2001 Amsterdam: slaapverwekkend en vol inbrekers Hebben buitenlandse bandjes het eigenlijk wel naar hun zin in Amsterdam wanneer ze touren door Nederland? Superchunk in ieder geval niet. Last time we played here it was weak. I'm hoping for it to be a little better, schrijft de band in hun tourdagboek over het Paradiso-optreden van 14 oktober jongstleden. There is a bit of graffiti on the wall of the dressing room at the Cat's Cradle which reads "Don't worry, if they just stood there with their arms crossed, it means that they liked you." Amsterdam must love us. I have never gotten less energy from a crowd. I was literally yawning by the end of the show. We tried our best, that's all I can say. Melt Banana had voornamelijk pech. Some assholes broke in to our van and we got stolen in Holland twice, melden de Japanners vandaag in een rondzendmailtje. Dat was nog niet alles. Crossing Dover we got seasick by windy night sea, and, before we went to Italy an accident had happened in a tunnel which was between Swiss and Italy so we had to cross over mountains. Gelukkig hadden ze een mooie afsluiting van hun lange tournee. Our last show on this tour was at Wels, Austria, and we performed at a festival which The Ex from Holland organized. It was our pleasure to play at their festival and play with them. They have never toured in Japan, and it was our first time to see them play. That was great!!. The Ex gaat overigens in januari eindelijk samen met drummer Han Bennink naar Ethiopië voor een korte tour. Ik kan me niet voorstellen dat het publiek daar met de armen over elkaar zal blijven staan. dinsdag 18 december 2001 Movie Mark Een paar jaar geleden gaf Money Mark in de Melkweg Max een van de slechtste concerten die ik ooit heb meegemaakt. Het was een grote puinhoop veroorzaakt door een maar raak aanmodderende, nauwelijks ingestudeerde toetsenist begeleid door sessiemuzikanten met bierbuiken en matjes. Na ongeveer een kwartier gegruweld te hebben zocht ik mijn heil in de hal. Beroerd is MM's muziek toch echt niet. Al helemaal niet als je er een vette videoclip (Quicktime) bij kunt bekijken waarin Oosterse filmposters tot leven komen. Of heb ik nu teveel verklapt? maandag 17 december 2001 La-li-da Puna Staand in de grote, onoverzichtelijke rij voor de poorten van Paradiso wist ik nog steeds niet wat te doen. Werd het De Kift in de grote zaal of toch Lali Puna in de bovenzaal? Een half uur eerder was er geen twijfel mogelijk. Het zou De Kift worden, een van de beste bands uit Nederland. Nog nooit hadden ze me live teleurgesteld. Hun meest legendarische optreden was in een kraakpand te Krommenie, vlakbij Kift-thuishaven Oost-Knollendam. Boeren op klompen dansten op nummers van de zojuist verschenen eerste cd Krankenhaus en de band mocht niet eerder de spullen inpakken voordat de gehele set in zijn geheel een tweede keer was gespeeld. De Kift is een van de meest Hollandse bands; uit de polderklei getrokken, zingend in de moerstaal, literair verantwoord zonder dat Michael Zeeman zijn goedkeuring hoeft te geven, muzikaal inventief vol onverwachte ritmes en afwijkende harmonieën, humoristisch, verantwoord theatraal en aandoenlijk. Na het optreden samen met Available Jelly in het Entrepotdok (RIP) heb ik ze voornamelijk gemist. Vanavond weer. Mijn maatjes belden af of waren niet te bereiken en in mijn eentje in de massa staan leek me geen prettig vooruitzicht. De ingang van de kleine bovenzaal was goed verstopt. Niemand kon per ongeluk naar binnen lopen. Het was daarom niet bepaald druk tijdens de laatste twee nummers die Elysian Fields speelde. De Amerikanen klonken heel erg als Mazzy Star met zangeres Jennifer Charles als Hollywoodvariant op het muurbloempje Hope Sandoval. Knitting Factory-gitarist Oren Bloedow (ex-Lounge Lizards) verwerkte op knappe wijze zijn veel te virtuoze snarenspel in de softe indiepop. Tussen Elysian Fields en Lali Puna zat een kleine twintig minuten. Voldoende tijd voor een paar liedjes Kift vanaf het Paradisobalkon. Het podium was aangekleed met levensgroot opgeblazen foto's van enkele kaarten die te vinden zijn in de verpakking van hun laatste cd Koper. Direct achter de drummer draaiden afbrokkelende stomme filmpjes uit vergeten tijden. Voorman Ferry was in topvorm en kreeg met zijn openingsverhaal de bijna uitverkochte zaal aan zijn lippen. Toch keerde ik terug naar Valerie Trebeljahr en haar mannen. De frêle Duitse met Oosterse trekjes had last van haar stem. Het was dat ze er zelf over begon, anders had ik het niet eens gemerkt (de praatfluisterzingende voorvrouw van Lali Puna is niet bepaald een Montserrat Caballe). Lali Puna is meer een studiogroep dan een boeiende liveband. Visueel was er niet veel te beleven gisteravond. De basistracks stonden op de harde schijf van een laptop die eenmaal haperde waardoor Don't Think vroegtijdig werd gestaakt. De kleine Valerie en de lange, onder een pet verstopte Florian Zimmer stonden achter een stapel toetsen. Achter hen wiebelde bassist Markus Acher (de Notwist-connectie) en luisterde drummer Christoph Brandner geconcentreerd naar de clicktracks op zijn koptelefoon. De dromerige, elektronische popliedjes zaten vol lange keyboardnoten, het ene moment in volle harmonie met elkaar en het andere moment dicht tegen elkaar wringend. Afwisselend warm en koel. Het vriendelijk fluisteren van de verlegen glimlachende Valerie tussen de nummers was niet te verstaan, wat de communicatie tussen band en publiek niet bevorderde. De live soms aan Kraftwerk refererende ritmes waren net niet dansbaar genoeg, dus liet ik de prefab klanken gelaten over me heen komen als warme waterstralen op mijn rug. Pas aan het slot, in een instrumentaal nummer dat klonk als een variatie op Contratempo, kwamen de vier muzikanten los. De laptop ging uit, de koptelefoon af, Zimmer veranderde met zijn vernuftige tweevingersysteem in een levende sequencer en de drummer kon zich helemaal uitleven op snare en bekkens. Zo kwam het weer helemaal goed en was een toegift zeker op zijn plaats. Helaas werd mijn favoriete track 6-0-3 van het debuutalbum niet gespeeld. Inmiddels in goed gezelschap beland hoorde ik tijdens het laatste biertje in de bovenzaal Tabee door de open deuren waaien. Snel liepen we naar het balkon voor het laatste refrein van de hit van De Kift. Het podium was nog voller (met zelfs een zangeres) en het publiek was uitzinnig van enthousiasme. Er was weer iets bijzonder gebeurd in de Grote Zaal. Had ik toch voor de verkeerde band gekozen. zaterdag 15 december 2001 Op de valreep Dit jaar heb ik flink wat Nederlandse speelfilms in de bioscoop gezien. Ik ben helemaal geen fan van de Hollandse cinema, maar net als bij muziek is het goed om makelij van eigen bodem een steuntje in de rug te geven. Bij muziek gaat dat een stuk makkelijker. Zeker dit jaar brak de dijk door van alle mooie plaatjes die zich hadden opgestapeld en al het talent dat zich een weg probeerde te banen richting de polder. Dankzij Met Grote Blijdschap leek begin 2001 een nieuwe, frisse wind het witte doek op te bollen. Renée Soutendijk (in de rol van Els) was in topvorm, de dialogen van co-scenarist Kim van Kooten waren scherp en komisch. Het familiedrama in de Belgische Ardennen had een onderhuidse spanning en een spook in de kast (waar overigens menige filmscribent niet zo blij mee was). De film bleek helaas, samen met De Grot, een van de uitzonderingen. Nynke was succesvol, eerder dankzij de vergrijzing in Nederland (er zaten alleen maar bejaarden in de zaal toen ik de film zag) dan vanwege de belegen uitstraling van het verhaal. De Ontdekking Van De Hemel en Drift vielen mij tegen. Monte Carlo was gewoonweg belabberd. De verrassing was groot toen ik gistermiddag in een goed gevulde Uitkijk aan de Prinsengracht Gouden Kalfwinnaar Familie zag. Net als in Met Grote Blijdschap staat een familie centraal en worden geesten uit het verleden bevochten op een locatie ver van de bewoonde wereld. De gepensioneerde Jan Tegenkamp (Bram van der Vlugt) nodigt zijn getrouwde zoon en dochter uit om met hun echtgenoten voor het laatst met de zieke moeder Els (Petra Laseur) samen te zijn in een berghuis diep verborgen in de Alpen. Geïsoleerd van de buitenwereld zitten ze elkaar op de lippen. Die lippen raken losser naarmate de drank vloeit (alweer een overeenkomst met Met Grote Blijdschap). Pijnlijke confrontaties zijn onvermijdelijk. Niet zo pijnlijk gênant als in het Deense Festen, maar herkenbaar genoeg voor de mensen achter me in de zaal. Regelmatig hoorde ik ze beschaamd lachen. Je kunt zien dat Familie gebaseerd is op een toneelstuk zonder dat je kunt spreken van gefilmd toneel. Debuterend speelfilmregisseur Willem van de Sande Bakhuyzen heeft er voor gezorgd dat het verhaal filmisch wordt verteld en scenarist Maria Goos wisselt wrange humor af met drama geholpen door uiterst realistische dialogen. De acteurs spelen allemaal geweldig. Op een enkel schmiermoment na (sommige dronken scènes zitten op het randje) hebben ze geen grote gebaren nodig voor het uiten van hun innerlijke demonen. Ik ben een goed mens, herhaalt een van de hoofdpersonen enkele malen, zichzelf aankijkend in de spiegel. Dat is het mooie van Familie. Ondanks de fouten die de hoofdpersonen maken, blijven het goede mensen. Zelfs als ze falen blijf je als kijker om ze geven. vrijdag 14 december 2001 Nog meer blues (23.30 uur) De band King Me is niet meer. Maken ze potdomme met hun speciale versie van 21 een van de mooiste nummers die dit jaar in Nederland zijn opgenomen, gooien ze het bijltje er bij neer. En dat terwijl voorman Michael's droom eindelijk was uitgekomen: spelen in Het Kasteel in Alphen aan de Rijn. Morgen is daar dus het afscheidsoptreden. Probeer er bij te zijn! Gelukkig blijft Michael gewoon doorgaan met het maken van mooie liedjes. King Me gaat terug naar de wortels, schrijft hij, liedjes maken en die snel en met gevoel opnemen. Ik voel me bevrijd, maar wil zeker nog één keer rokken, teringherrie, voet op de monitor en haren wapperend in de windmachine. Ferme taal. Zo mag ik het graag horen. Als je morgen niet naar Alphen kunt, luister dan in ieder geval naar de kerstaflevering van De Avonden voor de eerste post-King Me-muziek. Het zou overigens best kunnen dat het thuisproject van Michael gewoon weer onder de naam King Me op plaat gaat verschijnen, maar daar is hij nog niet helemaal uit. Vido houdt je op de hoogte. Laptopblues De studio van STEIM zit verstopt achter een onopvallende deur in de Utrechtsedwarsstraat. Eerlijk gezegd was ik er nog niet eerder geweest, ondanks het feit dat STEIM regelmatig even interessante als obscure namen op het programma heeft staan. Gisteren lukte het me eindelijk tijd vrij te maken om de kale, witgeschilderde hal binnen te lopen, mijn handen te warmen aan een plastic bekertje hete citroenthee en te wachten tot de deuren naar het geïmproviseerde zaaltje open gingen. We hadden genoeg tijd om te keuvelen en een geschikte naam te bedenken voor een restaurant van een Japanse kennis. Na twee glaasjes rode wijn kwam hij zelf met Sushi Q op de proppen. In het zaaltje stonden de opklapstoeltjes rondom tafels met imposante instrumenten opgesteld. Middenin de cirkel namen The Lappatites plaats achter hun laptops en randapparatuur. Dat Zeena Parkins er niet bij was wisten we, maar het was teleurstellend dat Ikue Mori op het laatste moment wegens verplichtingen elders in Europa verstek moest laten gaan. De plek die mijn maatjes en ik hadden uitgekozen was lichtelijk onhandig aangezien ik niet kon meekijken op de computerschermen van Kaffe Matthews, Keiko Uenishi en Marina Rosenfeld. Gedrieën bewerkten ze geluiden tot abstracte composities. Het langste stuk was een werk van Ikue Mori gebaseerd op een boek (A Suspension Of Mercy, als ik me niet vergis) van Patricia Highsmith. The Lappatites zetten de zeventien personages uit dat boek om in geluidsfragmenten, geconcentreerd lettend op de elektronische klok die als een onhoorbare metronoom tikte op een van de drie laptops tussen hen in. Marina Rosenfeld stond achter twee draaitafels en was vanavond de nachtmerrie van de hifi freaks. Ze scratchte niet met het naaldje over vinyl, nee, ze ging er dwars mee over de groeven en, waar nodig, drukte ze het elementje extra diep het plastic en het bakeliet in. Keiko Uenishi beperkte zich voornamelijk tot de toetsen van haar computer. Slechts voor enkele minuten nam ze in het openingsnummer plaats achter een flitsend mengpaneel voor quadrafonische effecten. Kaffe Matthews was de enige die meebewoog met de nauwelijks ritmische oprispingen uit de vier speakers in de hoeken van het zaaltje. Soms klikten haar hakken op de betonnen vloer en trilde ze mee alsof ze een van haar vingers per ongeluk in het stopcontact had gestoken. De stoorzendermuziek ging nergens over de schreef, de zoektocht van The Lappatites beperkte zich tot de in warme doeken gewikkelde schoonheid van het onverwachte. Na de pauze was het de beurt aan Tujiko Noriko. Zij stond er helemaal alleen voor. Niet iedereen had trek in haar door geheimzinnige elektronische klanken omgeven romantische volksliedjes. Normaal gesproken lopen mensen bij concerten weg als ze het te ontoegankelijk vinden. Hier haakten mensen af omdat ze Noriko juist te poppy en dus te eenvoudig vonden. Op de tafel voor de muzikante lag een mengpaneel, een laptop, een effectenkastje en een vreemd klein doosje (formaat broodtrommel) dat een sampler bleek te zijn. Deze Kaoss Pad stelde Noriko op eenvoudige wijze in de gelegenheid haar eigen stem realtime te samplen en te bewerken door met haar vingers over een schermpje te wrijven. Terwijl via de laptop de begeleiding klonk, zong Noriko in het Japans door twee microfonen waarvan er een aan de effecten was gekoppeld. Slechts zelden gingen de liedjes vergezeld van een drumgeluid. Eenmaal klonk een zware, vertraagde hiphopbeat die regelmatig een tel oversloeg. De rustige, dromerige Japanse laptopblues deed bij veel van de bezoekers de ogen sluiten, wat goed te zien was omdat we vanwege de cirkelvormige opstelling naar elkaar konden kijken. Het fijne optreden was kort genoeg om niet collectief in te dutten. Buiten, lopend naar mijn langs de Amstel geparkeerde fiets, maakte de snijdende kou me weer klaarwakker. donderdag 13 december 2001 Niet in de lijstjes: de dominostenen van Jeunet Le Fabuleux Destin D'Amélie Poulain, de nieuwste van Jean-Pierre Jeunet, gaat niet in mijn top 10 van favoriete films van 2001 terecht komen. Niet omdat het een slechte film is. Welnee, hij ziet er prachtig uit, een aaneenschakeling van vernuftig geschoten plaatjes, een lust voor het oog. Ik heb me er uitstekend mee vermaakt. Zeker in het eerste uur waarin de kijker wordt bekogeld met al of niet door de computer bijgewerkte levende ansichtkaarten van Parijs. Amélie is een charmante heldin, door haar wil je wel gered worden. Regisseur Jeunet stopt me echter zo vol snoepgoed, taart en slagroom dat ik halverwege niets meer van al dat lekkers door mijn strot krijg. Overvoerd wacht ik tot de film afgelopen is, geen tijd meer ontroerd te raken door de goede afloop.
Jeunet houdt van vallende dominostenen. Let maar op in de zoals altijd bij hem bijzonder vormgegeven openingstitels. We zien de tiener Amélie alle functies van de genoemde crewleden uitbeelden. In een van de beelden (ik weet niet eens meer welke, misschien gebeurt het bij de naam van de regisseur) laat ze dominostenen tegen elkaar aan vallen. Jeunet vertelt zijn verhalen het liefst als vallende dominostenen. Zijn scenario is een kettingreactie. Je vindt het terug in de motivatie van Amélie: ze wil de wereld pas gaan verbeteren als de man aan wie ze een verloren jeugdherinnering teruggeeft daar vol emotie op reageert. Zo niet, dan zal de volgende steen van het verhaal niet vallen. Het is een verteltrucje dat ik de Fransman iets te vaak heb zien doen. Zowel in Delicatessen (1991) als La Cité Des Enfants Perdus (1995) maakte Jeunet (samen met Marc Caro) gebruik van dezelfde vertelmethode. Herinner je nog de krakende en piepende veer in het bed uit Delicatessen en welke machinaties daarmee in gang werden gezet in het sinistere huis van de kannibalistische slager? Of anders de opeenvolging van actie in La Cité Des Enfants Perdus. In die laatste film heeft de boze Siamese tweeling de reus One gehypnotiseerd. Hij staat tijdens een mistige nacht te slapen aan de kant van een kade. Naast hem staat het meisje Miette, het maatje van One. De tweeling laat een melodie uit een muziekdoos weerklinken. Ze dirigeren daarmee de handelingen van One. Hij stapt langzaam op Miette af, slaat haar twee keer en begint haar vervolgens te wurgen. Dan gebeurt het meest onmogelijke uit de film en beginnen de stenen tegen elkaar aan te vallen: een traan springt uit het oog van Miette. De traan raakt een spinnenweb aan. Het spinnenweb rinkelt. Een kanarie wordt wakker en zet een op een luid kwetteren. Een hond ontwaakt en blaft geïrriteerd. Een kwade zwerver roept of de hond zijn kop wil houden. Hij gooit een lege fles naar het dier. De fles raakt een meeuw die verschrikt opvliegt. Van de zenuwen poept de meeuw op het raam van een voorbij rijdende auto. De automobilist is verblind en botst tegen een bluswaterreservoir op. Het water spuit omhoog en baant zich een weg over de straat. Via een afvoerput komt het water in de goot langs de weg terecht. Enkele muisjes houden zich angstig vast aan een op de stroming drijvend minivlot. Ze drijven de artiestenruimte in waar ze enkele halfnaakte dames de stuipen op het lijf bezorgen. Gillend rennen ze naar buiten. Een werkende man op een trap bij een elektriciteitskabaal kijkt ze met open mond na. In zijn onoplettendheid veroorzaakt hij kortsluiting. In het hele vissersdorpje vallen alle lichten uit. Zelfs de vuurtoren staakt zijn taak. De schipper van een heel groot schip kan zijn koers niet meer bepalen en vaart dwars door de kade heen. Daarmee zijn we terug waar de actie begon. De boze tweeling schrikt zich wezenloos en moeten de hypnotiserende muziek staken. Reus One ontwaakt uit zijn hypnose en Miette is gered. In de bioscoop spring je na zo'n scène op je stoel voor een staande ovatie. Wanneer je dezelfde sequentie thuis terugziet op papier merk je dat het een zeer onlogische scène is. Dat heb je bij het voor de eerste keer zien van de film niet door, totdat je er over na gaat denken (of Skrien nummer 204 uit 1995 er op naslaat). Het is net zo onlogisch als de wraak van Amélie in Le Fabuleux Destin... op de nare groenteboer. Ze dringt zijn huis binnen, verstopt er allerlei vallen en weet blijkbaar bij voorbaat dat de groenteboer precies in de juiste volgorde in deze vallen zal trappen. Het resultaat is best grappig, maar het trucje is wel erg dun geworden. De film over Amélie zit vol met dit soort trucjes. Ik moet me dus helaas aansluiten bij de critici die Jeunet betichten van meer vorm dan inhoud. Nogmaals, de vorm is prachtig en zo de moeite waard dat je de film zonder probleem kan gaan zien. Ga er echter niet automatisch van uit dat Le Fabuleux Destin... je zondermeer zal raken. * Jemig, wat ben ik vandaag toch weer aan het zeuren. (Ja, Vido, iets positiever zou geen kwaad kunnen, ga alsjeblieft even een luchtje scheppen - de webmaster). woensdag 12 december 2001 Lijstjes Er valt niet aan te ontkomen. December is de maand van de lijstjes. Ik ben nog niet begonnen met het opzoeken van mijn favorieten van 2001. Ik weet wel welke film mij dit jaar het meeste deed, maar vraag me niet welk album mijn hart het snelst heeft doen kloppen. Dat heeft niet alleen met mijn geheugen te maken, maar vooral met mijn huidige woonsituatie. Ik heb nauwelijks ruimte om platen een plek te geven in de veel te kleine eenkamerwoning. De cd-doosjes stapelen zich vervaarlijk hoog op, elk overzicht ontbreekt. Zul je net zien dat het beste album van het jaar onderaan ligt. Alhoewel, hoe beter de plaat, hoe vaker ik hem heb gedraaid en hoe hoger hij op de stapel zou moeten rusten. De LP-hoezen staan ook danig in de weg, maar daar is makkelijker doorheen te graaien. Kale eindejaarslijstjes met enkel de naam van de band en de titel van de plaat zijn eigenlijk heel saai. Ze zeggen niet zo veel, zeker als ze worden opgeteld en in een algemene lijst belanden. Aangezien muziekidioten als ik meestal obscure shit de hemel in prijzen is er van je eigen lijst uiteindelijk in het grote geheel niets meer terug te vinden (op The Strokes na, een band die waarschijnlijk bovenaan de Oor-lijst zal komen te staan. Of wordt het weer Radiohead?). Gelukkig kunnen de bezoekers van de site van Living Room Records niet alleen opsommen welke platen, boeken, films en tentoonstellingen zij bijzonder vonden in 2001, ze kunnen ook vertellen waarom. Dat levert aangenaam leesvoer op en wie weet ontdek je op de valreep nieuwe dingen. Mano wie?
Gastschrijver Walter Mitty wees mij op het bestaan van Mano Solo, een Franse singer-songwriter waar ik tot voor kort nog nooit van had gehoord. Het schijnt dat hij zelfs een Nederlandse band heeft geïnspireerd tot het citeren uit een van zijn nummers (laten we het de Adriaan van Dis-methode noemen). Mitty houdt veiligheidshalve in het midden om welke band het gaat en concentreert zich liever op de Franse kunstenaar zelve. Je kunt hier een korte introductie lezen. zondag 9 december 2001 Een mooie avond aan de Amstel Na concerten eerder dit jaar van ondermeer L'Altra, Tarentel en Mark Eitzel (allen in de bovenzaal van Paradiso), Life Without Buildings (zie verslag van hun optreden op 24 oktober) en Tara Jane O'Neil (zie verslag 7 december) ga je bijna denken dat het onmogelijk is een optreden te zien zonder dat het kapot gekletst wordt door een ongeïnteresseerd publiek. Bezoekers van poppodia zien de spelende bandjes eerder als een sta-in-de-weg dan iets waar je respectvol mee om gaat. De muziekliefhebber was dit jaar menigmaal vogelvrij. Kwaad worden had geen zin, want dat verpeste de avond alleen maar nog meer. Ik verwacht dat in de bovenzaal van Paradiso volgend jaar de frustratie omgezet gaat worden in nare actie en mensen met elkaar op de vuist zullen gaan. De grens van het toelaatbare is te vaak overschreden. Gelukkig bestaat het Amstel Festival. Je voelde gisteravond dat iedereen voor de muziek naar de studio aan het Rembrandtplein was gekomen. De stemming was gemoedelijk. Tussen de optredens werd gezellig gekeuveld en was er tijd de laatste nieuwtjes te horen van collega-muziekfanaten en muzikanten van de vele Nederlandse bands die aanwezig waren. Tijdens de optredens heerste een stilte die de muzikanten op het podium soms zeer nerveus naar elkaar deed glimlachen. Hun bedankjes na elk nummer waren dan ook welgemeend. Drie van de vier acts die gisteren optraden in de Amstel Studio kende ik helemaal niet. Ik hoopte op verrassingen en werd niet teleurgesteld. Het enige nadeel was dat ik een dag later in de platenzaak me arm kocht aan nieuwe platen. Je kunt hier het korte verslag lezen van het festival. VPRO-radio verhuist overigens binnenkort naar voormalige bioscoop Desmet aan de Plantage Middenlaan. Vanaf volgend jaar zijn de uitzendingen van Club Lek en de eerstvolgende editie van het Amstel Festival daar live te bewonderen. vrijdag 7 december 2001 Adrenaline O'Neil : even doorbijten in de Volta Fuck you! roept een kalende man zittend op een barkruk. Hij reageert op Tara Jane O'Neil. Ze heeft net, voordat ze met haar optreden wil beginnen, gevraagd of the teaparty achter in de zaal nog willen luisteren en zo niet, of de babbelaars anders willen oprotten. Tara stapt van het podium af en staat pal voor de dronken boosdoener. How do you wanna fuck me then?. Het ziet ernaar uit dat de zaak gaat escaleren. De dronken klier probeert het conflict te sussen door de zangeres aan te raken. Een niet zo snugger idee. Tara schudt zijn handen resoluut van zich af. De barjongen en de organisator van de avond zijn voor alle zekerheid wat dichterbij gekomen. Je weet maar nooit. And who are you anyway? durft de sukkel op de barkruk te vragen. I'm Mildred, and who are you?, antwoordt Tara cynisch. De klaarblijkelijk door vermoeidheid opgefokte muzikante keert terug naar haar instrumenten. Ondanks de verziekte sfeer gaat ze het toch proberen. Het leed is echter geleden. Publiek en band, we zijn allemaal de verliezer. Er gebeurt wat in de Volta. Laat daar geen twijfel over bestaan. Na het ter ziele gaan van de Winston heeft Amsterdam een nieuw podium nodig waar ruimte is voor avontuurlijke popmuziek. De bovenzaal van Paradiso is vaak helemaal niet verkeerd en de OCCII boekt de laatste tijd naast de vele hardcorebandjes ook obscure en spannende groepen uit het voormalige Oostblok, Japan en Amerika. De Volta zou een prima aanvulling kunnen zijn. Ze programmeren er elke donderdag- en vrijdagavond en staan open voor bijdragen van buiten de eigen organisatie. Op het programma van vanavond staan The White Broncos en Tara Jane O'Neil. Hulde aan de mensen die de moeite hebben genomen ze hier naar toe te halen. Het zijn geen grote namen, maar desondanks en ondanks de opengebroken straat die van de ingang een zandbak maakt, zijn er flink wat mensen op de avond afgekomen. Ze komen niet voor Sunwoofer, de enige band die de Volta zelf heeft bedacht als openingsact. Een grote vergissing. De band uit Utrecht heeft niet alleen muzikaal geen enkele binding met de rest van het programma, ze zijn ook nog eens behoorlijk beroerd. Hun luide, standaard funkrock wordt opgeleukt met exotische percussie. Soms mag die percussionist eventjes op een Turkse gitaar meespelen. Het is te weinig om het optreden te redden. De drummer mist kracht. Hij stapt voor een nummer achter zijn kit vandaan voor een genante poging tot human box. De muzikanten smijten willekeurig allerlei stijlen door elkaar (rock, ska, disco) in de hoop dat het vanzelf interessant wordt. Helemaal mis. De gitarist zingt in elk nummer hetzelfde saaie zanglijntje. Zijn teksten rammelen en zijn inhoudelijk niet te rijmen met de muziek. Neem het tweede nummer. De tekst heeft een antikoloniale inslag. Ben ik helemaal voor, maar waarom laat je de muziek dan zo ernstig koloniseren door Westerse invloeden? Er lijkt geen einde te komen aan hun set. Moedeloos wachten we aan de zijlijn op betere tijden. Gelukkig zorgt de DJ vervolgens voor aangename muzikale verkoeling. Zijn The White Broncos onze redders in nood? Hun nieuwe demo is zeer de moeite waard. Ik had niet verwacht dat de ietwat wereldvreemde en graag drinkende bandleden in staat waren zoveel breekbare schoonheid te produceren. Zanger Filip lijkt op elk willekeurig lid van de al even publieksschuwe Grandaddy. Zijn ogen blijven verstopt in de schaduw van zijn petje. Vol ongecontroleerde bewegingen gooit hij zijn lichaam in de schijnbare chaos van de lofi-liedjes en vecht hij verlegen mompelend met een onwillige microfoonstandaard. Als je moeite doet en door de rammelende uitvoering en ontstemde instrumenten heen kunt luisteren, hoor je veel juweeltjes voorbij komen. Hoogtepunt is Touch Me, een mede door piano begeleid liedje waarin verlangen en passie doorschemeren. De Broncos trekken geen duidelijke lijn, wat even verfrissend als verwarrend werkt. Het is leuk op het verkeerde been gezet te worden, maar een meer coherente set zou geen kwaad kunnen. In plaats van de intensiteit te koesteren met een verstilde uitvoering, overschreeuwen ze zichzelf iets te vaak met misplaatste lolbroekerij. Een cover van de laatste grote hit van Kylie Minogue is leuk voor een paar seconden, maar uiteindelijk niet meer dan een poging tot gemakkelijk scoren. Zoals wel vaker het geval is in Amsterdam begint de aanhang van het voorprogramma na afloop van hun favoriete act een eigen feestje. Het zal ze allemaal een worst wezen dat er nog een band gaat spelen. Dikke pech voor de mensen die betaald hebben om Tara Jane O'Neil te zien spelen. De uitstraling van de ongekroonde lofi-koningin is hooghartiger en arroganter dan ik had verwacht. Ze houdt haar sigaret als een verwaande kunstenares dicht bij haar lippen, nipt aan een wit wijntje en kijkt door haar sluike haar verveeld de zaal in, wachtend op een glimp van aandacht. Ze lijkt verdorie wel Courtney Love. Niet bepaald de meest strategische houding om een zaal vol ongeïnteresseerden het zwijgen mee op te leggen. Na het akkefietje aan de bar speelt ze bijna met tegenzin een instrumentaal solonummer op gitaar. Ze zet haar zwartleren schoenen op de knoppen van de effectenkast en multipliceert de snaarklanken laag op laag. Daarna vergezellen een bassist en een toetsenist haar en worden de dromerige, schetsmatige liedjes voorzien van het ritme uit een MD-speler (een drummer meenemen naar Europa was te kostbaar). De toetsenist speelt even cello, de bassist pakt er eenvoudige percussie bij. Het lijkt bij het derde nummer dat alles goed komt. Niets is minder waar. De eerder vermelde kleuterige kale klier heeft de bar verlaten en begeeft zich naar voren. Ik weet niet wat hij wil bewijzen door een vers glaasje witte wijn voor de voeten van Tara neer te zetten. Ze negeert hem totaal. Hij haar niet. Play something good! brult hij tussen twee nummers door. Even heb ik zin om hem bij de kladden te pakken en de zaal uit te jonassen. Ik kijk hem vernietigend aan en klik vervaarlijk met mijn tanden, klaar zijn neus er af te happen. Het mormel heeft geluk, want ik heb een afkeer van geweld zelfs als de noodzaak daartoe groot is. Als ik geweld zie dan word ik bijna net zo onwel als Alex in A Clockwork Orange na Ludovico's Technique. Het nadeel van mijn zelfbeheersing is dat de adrenaline geen uitweg vindt en ik sta te trillen op mijn benen. Mijn veilige naaste omgeving legt letterlijk en figuurlijk even de arm om mijn schouder. Ik kom heel langzaam terug op de gewenste temperatuur. We have two more songs, meldt Tara. Nee, roept de mevrouw van het geluid, daar is geen tijd meer voor. Wat een zotheid. Is ze bang voor klachten over geluidsoverlast? De mensjes achter in de zaal praten luider dan de band! Tara sluit af met I'm On Fire van Bruce Springsteen. Dan gaan de lichten aan en is het sprookje dat geen sprookje mocht zijn over. Voor meer spanning en sensatie in de Volta zorgen volgende week donderdag drie bandjes waaronder Labdog en Ponycamp. Hopelijk worden ze door het publiek met respect behandeld. De toegang is overigens helemaal gratis. donderdag 6 december 2001 STEIM houdt het klein 2001 was het jaar dat er onverwachts een cd van het label Mego hoog in de Moordlijst stond. De glitch was daarmee officieel doorgedrongen tot de smaakpapillen van de Nederlandse popscribenten. Het mooiste album op Mego dit jaar was wat mij betreft Shojo Toshi van Tujiko Noriko (zie de uitgebreide recensie die ik schreef op 5 oktober). Het was nog maar de vraag of het zou lukken haar in december naar Nederland te krijgen. Onverwachts gaat dat toch gebeuren. Volgende week donderdag 13 december speelt ze haar melodische en melancholieke elektronica in STEIM (Studio for Electro-Instrumental Music) aan de Utrechtsedwarsstraat 134 in Amsterdam. Als je oren nog werken na het gepiep en geknor tijdens Sonic Acts vanavond en morgenavond in Paradiso kun je bij STEIM naast Tujiko Noriko getuige zijn van het vrouwelijke laptopkwartet The Lappatites. Kaffe Matthews, Ikue Mori, Keiko Uenishi en Marina Rosenfeld proberen door het aan elkaar koppelen van hun laptops een nieuwe weg te vinden in de wereld van de digitale groepsmuziek. Ikue Mori is de enige bekende van het viertal. Eind jaren zeventig maakte ze als drumster samen met Arto Lindsay deel uit van de No Wave-groep DNA. Daarna speelde ze met onder meer John Zorn, Lindsay Cooper, Fred Frith, Zeena Parkins, Marc Ribot en David Shea. Ze is dame en meesteres over de drumcomputer en andere ritmemachines waarmee ze een handvol soloplaten heeft volgespeeld. Mori en andere vrouwen in de elektronische muziek zijn te vinden op de Pinknoises.com, de interessante one-stop web resource on women + electronic music. STEIM houdt het graag klein, dus reserveren is gewenst: via email of telefonisch via 020-6228690. De optredens beginnen om 20.30 uur. woensdag 5 december 2001 The Great White Hype Wat doe ik hier in de MAX? Erbij horen? Waar bij horen? Herman Koch levert zijn jas in bij de garderobe. Michiel Romeijn probeert een biertje te bestellen bij de overvolle bar. Martin 'enfin' Bril staat mobiel te bellen. Anton Corbijn boft dat hij meer dan twee meter boven het publiek uitsteekt om een glimp op te vangen van de grote hype van 2001. Achterin bij de bar staan de mannetjes en vrouwtjes van de pers systematisch de doorgang te versperren. De eerste band, nauwelijks te onderscheiden vanachter de hoofdenmassa, is Japans, heet The 5,6,7,8's en is strak in een jaren vijftig pak gestoken. Barracuda! roept de bassiste, getooid met Brigitte Bardotkapsel. Hun liedjes hebben titels als I Was A Teenage Cave Woman, Tallahassee Lassie, I Walk Like Jayne Mansfield en Three Cool Chicks. Ze rocken zoals de Japanse jeugd ooit elke zonnige zondagmiddag swingde in het Yoyogi Park te Tokio. Voetje voor voetje, mijn ellebogen voorzichtig prikkend in eenieder die mijn pad kruist, kom ik niet veel verder de totaal uitverkochte, vies drukke zaal in en sta ik koel verfrissend onder een blazende airco en waait een kille wind via mijn kruin over mijn wangen langs mijn nek diep de schouderbladen in. Bij tweede band The Von Bondies en na het tweede biertje kom ik best wel in de stemming, maar het blijft behelpen wanneer ik in stereo geplet wordt door een meisje die naar het toilet wil en een jongen die in tegenovergestelde richting zijn maatjes wil trakteren op een drankje. Gitarist/zanger Jason Stollsteimer heeft technische problemen. Zijn medemuzikanten vullen de tijd op met een prettig rifje. Je kunt horen dat The Von Bondies platen van The Stooges in de kast hebben staan. The Stooges zijn cool. Bij hoofdact The White Stripes (want daar gaat het vanavond om) kan ik alleen de wild over het podium manoeuvrerende Jack White zien. Zijn zus, de drumster Meg, blijft verborgen achter een van de door een onhandige architect bedachte pilaren. Ik zit vastgeklemd en kan me niet naar voren begeven. Bij de cover Jolene veer ik even op, voor zover daar ruimte voor is. Dat nummer ken ik en het wordt nog aardig uitgevoerd ook. De vele bluesschema's waarmee ik vervolgens wordt geconfronteerd doen mijn gedachten afdwalen. Ik wrik me los en ga op zoek naar vrienden en kennissen die me misschien kunnen vertellen waarom het duo op het podium zo goed is. Er is echter geen doorkomen aan. In een uitverkocht Paradiso kun je vrijuit zwerven, een uitverkochte MAX is een grote opstopping. Niemand kan bewegen. Zelfs in de voorste rijen wordt geen spier verroerd. Dit is toch rock-'n-roll? Dan moet er gesprongen, gedanst en met de pelvis gezwiept worden. Amsterdam staat doodstil. Ik blijf noodgedwongen in de achterhoede. Daar schiet mij plots te binnen dat er vijftien jaar geleden in Nederland ook een band rondliep die slechts bestond uit een drumster en een gitarist. Ze waren geen familie, geen Hypie & Hypie. Het duo was per ongeluk ontstaan omdat Hans ter Burg de drumleraar van Jacqueline Versluijs was en ze het leuk vonden samen liedjes te maken. Ze heetten The Plastic Dolls. Beroemd zijn ze nooit geworden. Ze kwamen namelijk niet uit Detroit en prijkten nimmer op de voorkant van de NME. Dan kun je het wel vergeten met je carrière, want geen NME dan ook geen Oor en dan ook geen aandacht bij de overige lemmingen van de Nederlandse popjournalistiek. (update: we hebben het nog even nagezocht, maar Oor was indertijd behoorlijk lyrisch over The Plastic Dolls, dus aan dat blad heeft het niet gelegen, red.) De enige inspiratie die ik vanavond krijg is na afloop als ik muzikant R. weet te vinden. Hij vertelt me superenthousiast dat hij tijdens het optreden het balkon was opgelopen en daar getuige was van de subtiel intieme communicatie tussen broer en zus White en de paar blikken die ze nodig hadden om elkaar woordloos te begrijpen. Het was voor R. voldoende verknocht te raken aan de primaire muziek vol Amerikaanse roots en subbiet de laatste LP van het duo te kopen. Trots toont hij me de in een exclusieve rode plastic tas verpakte trofee. Ik heb de hele avond dus gewoon verkeerd gestaan. Het is zo belangrijk welke plek je kiest tijdens een concert. Volgende keer zal ik mijn positie van tevoren strategisch bepalen. Het zal me geen tweede keer overkomen dat ik naar een band sta te kijken en de actie totaal langs me heen gaat. Het nababbelen tijdens het laatste rondje was het allerleukste moment van de hele avond. Thuis gekomen zet ik het liefst keihard de cd op van The Strokes, een hype die ik wel meteen begreep. Het is na tweeën midden in de nacht en het is nogal gehorig in het pand waar ik woon. Nu een plaat opzetten is bij nader inzien niet zo'n goed idee. Dan maar de stilte en het ratelen van vingers over een toetsenbord. maandag 3 december 2001 The horror, the horror Vandaag ben ik getuige van vier thrillers. Thriller nummer 1 heet Pathé. Deze Hollywoodmonopolist in Amsterdam staat garant voor grote verrassingen. Je bent je leven niet zeker vanaf je eerste passen in hun modern kale, onpersoonlijke decor. In welke val zul je trappen? Met welke ergernissen zullen ze je opschepen? Hoe hoog zijn de prijzen van de kaartjes ditmaal? Zal de film scherp geprojecteerd gaan worden? Wat voor figuranten zetten ze neer in de stoelen om je heen? Deze middag wordt de aanval ingezet door twee HEMA-trutten. Voor alle veiligheid ga ik achter ze en niet voor ze zitten. Ik ben niet paranoïde, maar wordt wel erg nerveus als ik niet kan zien waar het lawaai vandaan komt. Dat de druk kwebbelende dames onherroepelijk alle sfeer zullen verpesten zit er dik in. Ze zijn echter niet alleen. Tijdens het eerste reclamefilmpje klonen ze zichzelf en zitten plotseling vier kippen op een rijtje voor me. Ze doen zich luidruchtig tegoed aan dikmakende popcorn en andere snoeperijen uit knisperende verpakking. Binnen vijf minuten bouwen ze hun nervositeit over de voor hen zeer griezelige hoofdfilm op tot lichte hysterie. Bij een van hen gaat zomaar een mobieltje af en zoals het een fatsoenlijk mens betaamt neemt ze het op zonder mededogen voor eventuele andere bezoekers. Halverwege de film gaat het licht in de zaal plotseling aan. Gelukkig weet iemand achterin de zaal het lichtknopje te vinden. Ik heb medelijden met regisseur Alejandro Aménabar, maker van de tweede thriller van vandaag. Hij doet heel erg zijn best om in zijn griezelfilm The Others à la Robert Wise in The Haunting (1963) een onheilspellende sfeer op te bouwen. Veel schaduw, veel mysterieuze geluiden, de grote ogen van Nicole Kidman, spookachtige verschijnen en veel, heel veel suggestie. Zijn noeste arbeid is tevergeefs. Tijdens alle stille momenten ginnegappen, murmelen, fluisteren, giechelen en piepen de onvolgroeide haarextensies voor mij. Wat doe je daar nu tegen? Helemaal niets. Vroeger heb ik het wel eens een paar keer geprobeerd en vriendelijk doch dringend verzocht of het op z'n minst wat zachter kon. Stel je niet zo aan en ga dan ergens anders zitten waren de vriendelijkste reacties die naar mijn hoofd werden geslingerd. Ik kan ook wegblijven uit de Pathé-spookhuizen, maar waar moet een filmliefhebber met brede smaak als ik dan naar toe? Soms valt het mee, maar vaker ben ik het slachtoffer van de terreur van de verloren generatie. Ik hoop nog even dat de vier schepsels een hartverzakking krijgen van een van de zeer geslaagde, klassiek opgebouwde schrikeffecten in The Others. Het blijft helaas bij een gegil als van levend gevilde zwijntjes. Het Amerikaanse debuut van Aménabar lijkt me een erg sterke genrefilm. Ik mag er helaas niet van genieten. Het enige Pathé-familielid waar je de grootste kans maakt zonder kleerscheuren het pand te verlaten is Arthouse. Plebejers krijgen het namelijk heel erg benauwd bij de woorden art en house en als ze hun talen een beetje kennen krijgen ze het helemaal te kwaad bij de combinatie van die twee. Voorafgaand aan de duisternis draaien ze zelfs een live-uitvoering van Billie Holiday's Don't Explain. Dankzij Holiday is het bezoek aan Arthouse een beetje de moeite waard. Morlang is het Engelstalige regiedebuut van Tjebbo Penning. Je hebt al eens eerder meesterwerkjes van hem mogen aanschouwen. Hij is namelijk verantwoordelijk voor de fijne reclamefilmpjes voor de Landmacht en de Luchtmobiele Brigaden. Je weet wel, van die filmpjes waarvan je na afloop denkt: Ja, opgeleid worden om mensen dood te schieten. Jottem! Het enige interessante aan zijn Wiebo van der Linden-drama is Paul Freeman (foto). Een fijn acteur, een robuuste verschijning met norse kop. Mijn god, wat kan die man mooi zwijgen, zeg. Hij zwijgt niet alleen in het Engels, nee, hij kan zelfs heel mooi in het Nederlandse zwijgen. Hij zwijgt in Cinemascope. Hij kijkt woordloos en wezenloos voor zich uit in een taxi, prachtig uitgelicht en met vissenoog van bovenaf gefilmd op een Amsterdamse straat. Hij zegt geen woord als hij de wind laat waaien over zijn grijze kalende kop staand op een vervaarlijke klif ergens in Ierland. Gelukkig flitsen de flashbacks tussen deze beelden door anders weten we niet wat er in dat hoofd allemaal omgaat. Er is blijkbaar van alles gebeurd met deze kunstenaar. Hij heeft nu een mooie, donkerharige vriendin die zo te zien aan een roman bezig is. Hij was ooit, vijftien jaar lang, getrouwd met een wat oudere dame waarmee bij voornamelijk in Nederland woonde. Bij de eerste scène zien we haar, getooid in een hoofddoek, een ernstige boodschap inspreken op een videoband. De kunstenaar zal iets uitgehaald hebben dat het daglicht niet verdraagt en wordt onherroepelijk met zijn verleden geconfronteerd. Dat wordt spannend, hoop je. Helaas, van enige spanning is bij Morlang geen sprake. Probeer eens niet in de lach te schieten bij het gestoethaspel met de Engelse taal door de enkele Nederlandse acteurs. Eric van der Donk kan zijn overacteren beter beperken tot reclame en de bekakte Porgy Franssen mag wat mij betreft geen stap meer buiten het toneel zetten. De irritante flashbackstructuur haalt alle suspense weg. De regisseur probeert zeer geforceerd The Limey (1999) van Steven Soderbergh na te doen. Toevallig (?) lijkt Paul Freeman heel erg veel op Terence Stamp, de hoofdrolspeler uit The Limey. Morlang probeert heel arty te zijn met z'n hippe camerabewegingen, swingende locaties en videofragmenten. Het blijkt een leeg omhulsel. Na een kwartier weet je hoe de vork in de steel zit. De twist in het plot is zo minuscuul dat je er slechts je schouders over kan ophalen. Het duurt maar en het duurt maar. Morlang? Morlangdradig zullen ze bedoelen! De enige thriller met enige allure zie ik 's avonds in Kriterion. The Deep End van het duo Scott McGehee en David Siegel concentreert zich op Margaret Hall (moeder van drie kinderen) en haar zorgen omtrent haar zeventienjarige zoon Beau. De jongen krijgt ruzie met zijn minnaar, de louche Darby Reese. Na een ruzie in een boothuisje valt Darby en komt hij ongelukkig terecht op een scherp anker. Moeder vindt hem de volgende morgen aan de waterkant en verstopt het lijk. Waarom ze dat doet is me niet helemaal duidelijk. Er is een slimmere manier om de ontluikende homoseksualiteit van haar zoon een geheim te laten en de politie buiten de deur te houden. Dat ze geen slimme keuzes maakt blijkt uit de rest van het spannende verhaal dat gedragen wordt door uitstekend acteerwerk van de voor mij volslagen onbekende Tilda Swinton (in de IMDB lees ik dat ze ondermeer te zien is in de videoclip The Box van Orbital en in veel films van Derek Jarman heeft gespeeld). De spanningsboog wordt constant strak gehouden en er vinden enkele wendingen plaats die je niet van te voren had kunnen bedenken. The Deep End doet mij de Pathé-nachtmerrie en het slaapverwekkende Morlang helemaal vergeten. zondag 2 december 2001 Hood in da house Gisteren wilde ik in Haarlem een raadsel oplossen. Het raadsel heet Shiva Affect. Hun album Yahweh uit 1994 op het label Frog klinkt zo ontzettend als een Hood-plaat dat je bijna zou denken dat er een connectie is. Als de bassist dan ook nog 's Richard A. heet dan is de link snel gelegd. Richard Adams van Hood haalt me na afloop van hun optreden in het Patronaat uit de droom. Ja, hij heeft wel eens van de band gehoord, en nee, hij is er nooit en te nimmer bij betrokken geweest. Ben ik weer een illusie armer en moet ik mijn zoektocht staken. Internet geeft namelijk totaal geen uitsluitsel over de levensloop en het plotselinge einde van Shiva Affect. Ik probeer te zoeken op de namen van de individuele bandleden en krijg bij gitarist Ed Tsang flink wat wetenschappelijke sites met vriendelijk glimlachende Oosterse mannen in nette pakken en bij de naam van zanger/gitarist/voorman Edward Deegan duikt slechts 1 muzikant op die op zijn site een rijtje bands noemt waar Shiva Effect (sic) in voor komt. Hij ziet er zo ontzettend uit als een volslagen idioot dat ik me niet kan voorstellen dat hij ooit in Shiva Affect heeft gespeeld. Wie kan mij wel vertellen waar Shiva Affect is gebleven? Is deze band gewoonweg van de aardbodem verdwenen? De enige Nederlandse site waar de Britse groep wordt genoemd is die van Pjoe. Hij noemt Shiva Affect in zijn lijst met de Criminally Underappreciated Bands Of The Last Ten Years. Daarin staan ook bands als Bark Psychosis, Disco Inferno en Seefeel. Hood is verwant met deze groepen, maar heeft het langer weten uit te houden. De broertjes Adams zijn sinds 1990 actief en brachten vorige maand het zeer geslaagde nieuwe album Cold House uit. Ze zorgden gisteren in het Patronaat voor een gemoedelijke sfeer, wat niet zo moeilijk was want bijna iedereen in de zaal kende elkaar. Hun sombere songs for the happy few brachten ons in een bescheiden uitgelaten stemming. Je kunt hier terecht voor een korte impressie. Nieuwtjes opgevangen in de wandelgangen: El Camino heeft twee albums in de pen. Ze zullen totaal afwijken van hun debuutalbum With Perfect Nonchalance. De eerste plaat is in huiselijke kring opgenomen en een zeer persoonlijk document geworden. De splitsingle die Feverdream gaat uitbrengen met het Groningse Jimmy Barock wordt alleen tijdens hun gezamenlijke optreden op 29 december in Vera te Groningen verkocht. Alle onverkochte exemplaren worden na afloop van het concert ritueel vernietigd. |