home
|
Vido's FilmZine
Vuur en vlam: The Arcade Fire in de Melkweg Voor hetzelfde geld was The Arcade Fire, net als de meeste bands waarin de mannen netjes in het pak gestoken zitten, een onbeweeglijke serieuze vertoning geweest, een verzameling zingende begrafenisondernemers tijdens een avondje uit. De alternatief rockende chansons van de band uit Montreal leken me daarnaast bij voorbaat ook te delicaat om nog enige ruimte over te houden voor een spetterende presentatie. Al vanaf de eerste maten in een volgestouwde Melkweg Max werd gelukkig duidelijk dat de zeven Canadezen alle tijd en speelruimte hadden om ondanks de bewerkelijke arrangementen de ledematen vrijelijk los te zwiepen. The Arcade Fire was in meerdere gradaties fanatiek theatraal. De ingestudeerde bewegingen van multi-instrumentalist Régine Chassagne waren het meest ingetogen. Als zij geen toetsen, accordeon, klokkenspel of drums beroerde had ze tijdens het zingen haar handen vrij voor een traag mimespel dat leek op het bouwen van luchtsculpturen. Links van haar relatief rustig zingende echtgenoot Win Butler zorgden twee jongens voor slapstick. De lange, roodharige Richard Parry (toetsen, contrabas, percussie, zang, gitaar) zette voor het tweede nummer zijn rode motorhelm op, zodat hij niet alleen nog meer deed denken aan een jonge André van Duin maar ook beschermd was tegen rondvliegende drumstoksplinters. Samen met William Butler ramde hij rondom de toetsenborden hard op alles dat geluid kon maken, tot de monitor voor hem en een podiumpilaar aan toe. De woeste percussie bleef functioneel aan de muziek, hoe krankzinnig het duo zich links van het podium ook gedroeg. Tegen het einde van de set, voordat de toegift werd ingezet, liet Parry zich vrijwillig door Butler molesteren en bleef hij onverstoord doorspelen op zijn gitaar, ondanks de handicap van een over zijn hoofd getrokken vlag en het roestige bekken dat daaroverheen tegen zijn neus werd gedrukt. Zelfs zonder bril liet hij zich niet van de wijs brengen. Onderwijl zongen alle bandleden zoveel mogelijk mee in de vele koortjes, zingend met de overgave van een Fins schreeuwkoor, al of niet in de nabijheid van een microfoon. Ze zongen melodieën die vertrouwd klonken, zelfs als je ze voor het eerst hoorde. Filmische thema's als uit ouvertures van klassieke westerns, die je al mee kunt neuriën voordat de eerste dialogen zijn uitgesproken. The Arcade Fire hield de droeve liedjes fleurig, zeker toen tegen het einde van het concert de als discoliedjes aangekondigde dansbare nummers van het debuutalbum Funeral werden ingezet. De glitterbollen in de hoge hoeken van de zaal glinsterden van opwinding. In combinatie met de uitbundige muzikanten werden nummers over gestorven familieleden aanstekelijk levenslustig. Een levenslust die gulzig werd opgezogen door de uitgelaten Max. De muzikanten stapten aan het slot van het podium af en slaand op percussie-instrumenten wandelden ze door de zaal heen, langs de bar, om zich in de foyer te mengen tussen het blije publiek. tekst: Vido Liber Net als drie weken eerder The Dears was het nu de beurt aan The Arcade Fire om te worden verplaatst van de Oude Zaal naar The Max. En net als bij The Dears was het concert meer dan uitverkocht. Mijn gezelschap probeerde de jassen nog kwijt te raken bij de garderobe terwijl ik stond te dringen voor de bar, toen de zaallichten werden gedoofd en de band opkwam in een prachtig paarse gloed. Ik snelde bierloos naar de garderobe waar mijn vrienden nog steeds hun jas niet hadden kunnen afgeven. Pas aan het begin van het tweede nummer drongen we de zaal binnen, gingen direct de trap op om zo'n beetje recht achter de lichtman redelijk goed zicht te hebben. Met vijf mannen en twee vrouwen was het een drukte van belang op het podium. Een bebrommerhelmde man rende heen en weer, achterna gezeten door een wildeman die 'm met drumstokjes op z'n kop mepte. Het duurde even voordat ik - licht gestrest door onze vertraagde entree - in de gaten had wat er allemaal gebeurde. Voordat ik de sfeer te pakken had. Maar het sublieme geluid en de prachtige lichtshow zogen me al snel het universum van The Arcade Fire binnen. De band speelde weergaloos. Songs van Funeral en de titelloze ep wisselden elkaar af. Bandleden namen elkaars instrument over, rammelden met alles wat los en vast zat, misten geen noot en vertolkten de rijkelijk gearrangeerde songs met verve. Ze waren de muziek. Tijdens My Heart Is An Apple dacht ik dat ik onwel zou worden. Het nummer - van de ep - was nieuw voor me en zo ont-zet-tend mooi dat ik wilde dat het nooit zou stoppen. Ik wilde dat het Arcade Fire-universum onze hele wereld zou omvatten. Zodat niemand eraan zou kunnen ontkomen en dit moment eeuwig zou duren. Maar nee, de band moest door. Het volgende nummer werd ingezet en nog een en weer een. My Heart Is An Apple mocht me dan in al zijn pracht overrompeld hebben, de andere nummers deden er nauwelijks voor onder. Het lichtspel was betoverend en de acts en poses van de band overtuigend. De discobollen bedolven de zaal onder hun lichtsplinters; het einde was in zicht. De toegift bracht me weer bij mezelf. Een grappige act met vlag, bril en bekken zette me neer, terug bij m'n vrienden. Ze lachten. Tekst: Marieke Verdonk |