home
|
Vido's FilmZinewoensdag 16 maart 2011
Eika Katappa (Werner Schroeter, 1969) dvd (?)
In alle scènes leidt de soundtrack een eigen leven. Operafragmenten worden even bruusk afgebroken als ze zijn gestart, een enkele keer onderbroken door een verdwaald Duits popliedje. Soms proberen acteurs te playbacken, voorzover de muziek dat toelaat, want vaak loopt het geluid enkele seconden voor of achter. De cameraman lijkt heel bewust elke kans op een uitgebalanceerd kader te saboteren. Hij zoomt onrustig in en uit en heeft moeite de lens scherp te stellen. Van voorbedachte blocking is nauwelijks sprake – de spelers kiezen zelf hun plek binnen het beeld uit en staan elkaar daarbij regelmatig in de weg. Op een paar toeristische plaatjes uit Rome na, is in Eika Katappa sprake van een doelbewuste anti-esthetiek. Als het niet de bedoeling is dat ik de film mooi of anderszins aantrekkelijk vindt, hoe moet ik er dan naar kijken? De eerste gedachte na een ongeveer tien van de 147 minuten Eika Katappa is, dat ik ontzettend in de maling wordt genomen. De moedwillige wansmaak duurt te lang om grappig te zijn. De paar lachmomenten zijn onbedoeld komisch. De eerste schaterlach volgt, wanneer de ene jongeman met een slappe arm naar de ander een speer werpt en hem met de zijkant van het wapen tegen het bovenlichaam raakt. De worp is koddig genoeg, maar de manier waarop de ander theatraal op zijn knieën valt vergroot de pret. Een vergelijkbaar moment is op een vochtig grasveld, ergens op een uitgestorven vroege morgen. Zonder te kijken en bijna verveeld richt een donker geklede dame haar pistool op de man verderop achter haar. Het eerste schot is meteen raak, maar de man staat op en probeert ondanks de volgende voltreffers dichterbij te komen. De derde harde lach volgt na een vechtpartij tussen twee mannen op straat. Een van de mannen blijft gewond langs de stoeprand achter. Een willekeurig passerende vader en dochter zijn getuige van het schouwspel en kijken onthutst richting de camera, niet wetend wat te doen. De vader besluit dan toch maar door het beeld heen naar de overkant te rennen, terwijl dochterlief, gekleed als roodkapje, verstijfd op de weg blijft staan, een gevaar vormend voor de passerende auto’s. Na anderhalf uur wordt de willekeur voor ongeveer 30 minuten onderbroken door een homodrama Italian style, over een vader die zijn teleurstelling en frustratie uitspreekt over de geaardheid van zijn zoon. De mondbewegingen tijdens zijn geagiteerde monoloog in onvertaald Italiaans hebben geen enkel verband met wat op de soundtrack is te horen. Het blijft zelfs ongewis of de stem die van de man is. De jongen geeft geen antwoord en loopt weg met zijn vriend. Later wordt hij door de wenende vader levenloos langs de kant van de weg teruggevonden. Mijn vierde luide lach is als de vader struikelt over een stoeptegel en bijna op de jonge tegenspeler valt. Een van de weinige mooie momenten in Eika Katappa zijn de klim van de vriend die de gewonde zoon een heuvel probeert op te trekken en zijn vertrek per boot van een Italiaanse kustplaats. Het resterende deel van de film is een reprise bestaand uit slordige outtakes van wat we tot dan toe gezien hebben, aangevuld met terugkerende foto’s van Maria Callas, de heldin van Werner Schroeter.
Callas klinkt ook op de soundtrack van Schroeters tweede lange film Der Tod Der Maria Malibran. De Maria uit de titel is een historische mezzosopraan (1808-1836), vroeg opgebrand en jong gestorven. De grote gebaren uit de eerste film zijn gebleven (armen uitgespreid, ogen ten hemel gericht, linkerhand rustend op de hartstreek), maar Schroeter heeft de camera na vier jaar eindelijk onder controle en schiet zowaar prachtig uitgelichte en strak gekaderde portretten en dubbelportretten van voornamelijk vrouwen en een enkele man die gekleed gaat als vrouw. De paar landschappen, zoals een industrielandschap bij ondergaande zon en een hoge afgekloven bunker aan de rand van een stadspark, zijn van schilderachtige schoonheid. De soundtrack loopt meer synchroon en bevat zelfs dialogen en tweemaal een live ingezongen lied, te beginnen met een imitatie van Billie Holiday. Ook deze film begint met de close-up van een bloedend gezicht en heeft vervolgens dezelfde willekeurig aandoende structuur als de eerdere film. Tussentitels doen ditmaal een verhaal vermoeden, over een vorstin en haar ontmoeting in de hoftuin met de Arabische slaaf Mohammed. De daaropvolgende beelden hebben verder geen direct verband met dat verhaal. Net als in Eika Katappa worden de willekeurige beelden na ongeveer tweederde filmtijd onderbroken door een intermezzo. In een besneeuwd heuvellandschap ontmoet de vader van Maria Malibran (gespeeld door Schroeters muze Magdalena Montezuma) een jonge vrouw. De man belooft de vrouw naar huis te begeleiden, aangezien hij dezelfde kant op moet, maar hij laat haar verdwalen en verhongeren. In ruil voor voedsel moet zij haar blauwe ogen afstaan. De vraag die overblijft na het doorstaan van beide films is in hoeverre Werner Schroeter zich bewust is van het campgehalte van zijn werk. Camp is nostalgie met een glimlach, goede slechte smaak zonder emotionele betrokkenheid. Dan zal de film buff eerder denken aan de escapistische exotische kitsch van het Dominicaanse non-talent Maria Montez dan aan een operalegende Maria Callas. Is de liefde van Schroeter voor Callas te vergelijken met die van undergroundfilmer Jack Smith voor Montez? Beide regisseurs zetten hun heldinnen op een voetstuk, maar bij Schroeter ontbreekt de knipoog en is het helemaal niet de bedoeling dat er gelachen wordt. De ernstige benadering van de Duitser maakt zijn vroege werk taai. Pas na geduldig doorkauwen dringt de smaak door. |