home
|
Vido Liber
dinsdag 10 juli 2012 Cigán (Martin Šulík, 2011) bioscoop (7) De zigeuner waar Martin Šulíks film Cigán naar is vernoemd, is de tiener Adam (Jan Mizigar). Adam is een jongen die het onder betere omstandigheden ver zou hebben geschopt in de maatschappij, maar geboren is als een Roma, wonend in een krot in een bij elkaar geraapt gehucht ver buiten de bebouwde kom en opgroeiend tussen leeftijdgenoten die het liefst de tijd doden door lijm of andere goedkope verdovende middelen te snuiven. De zigeuners worden door de Slowaakse bevolking ('de blanken') beschouwd als uitschot. De streekbus rijdt botweg aan het bushokje voorbij waar Adam op openbaar vervoer staat te wachten. Zelfs Šulík lukt het nauwelijks de vooroordelen weg te nemen. De oom van Adam is het cliché van de criminele zigeuner. Hij is nog maar net in beeld, met zijn tot staart geknoopte matje en gouden ketting, als we zeker weten dat hij voor geen meter deugt.
Na de dood van vader, onder verdachte omstandigheden omgekomen bij een auto-ongeluk, wordt de louche oom (Miroslav Gulyas) Adams stiefvader. Het is vrijwel onmogelijk aan diens invloed te ontkomen. De bezorgde Sloveense priester is een geschiktere vaderfiguur en voor Adam een van de weinige strohalmen om zich richting een beter leven op te trekken. De jongen heeft geen toekomstvooruitzichten als hij niet breekt met zijn uitzichtloze milieu. Muziek en enkele tussenshots geven niet de indruk dat er veel hoop is voor Adam. Een treurig klinkend thema begeleidt hem op zijn pad, zelfs tijdens de paar achtervolgingsscènes waar in andere films spannend bedoelde muziek bij te horen zou zijn geweest. Het eerste dat we van de jongen te zien krijgen, is een extreme close-up van zijn observerende ogen. Verspreid over de film kijkt hij ons nog drie keer recht in de ogen aan. De camera neemt steeds meer afstand van hem, totdat we te ver van hem verwijderd zijn om iets aan zijn blik af kunnen te lezen. Ook de camera lijkt geen vertrouwen te hebben in een hoopgevende afloop. |